De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Myrmicinae : Temnothorax : Temnothorax affinis

Temnothorax affinis Mayr

Datum van de beschrijving: 1855
Beschreven door: Mayr, pagina(s) 442.
Referentie van de originele beschrijving:

  • Mayr, G., 1855. Formicina austriaca. Beschreibung der bisher im oesterreichischen Kaiserstaate aufgefundenen Ameisen nebst Hinzufuegung jener in Deutschland, in der Schweiz und in Italien vorkommenden Ameisen.Verh. Zool.-Bot. Ver. Wien 5: 273-478.

Synoniemen:

  • Leptothorax affinis Mayr
  • Leptothorax tirolensis Gredler
  • Temnothorax affinis (Mayr)

Nederlandse naam: boomslankmier

* * * * *

typebeschrijving

p. 434

ββ. Thorax gelb; Mesonotum und Basalfläche des Metanotum fein gekörnt gerunzelt; Knoten sehr fein gerunzelt, fast glatt erscheinend.

ααα Oberseite des Kopfes bräunlich.

p. 442

Operaria: Ferrugineo-testacea, capitis abdominisque pars superior fuscescens; antennae 12 articulatae; clypeus longitudinaliter rugulosus absque impressione longitudinali laevi; thorax distincte longitudinaliter rugulosus; metanotum spinis retro et sursum directis, longis; pedes absque pilis abstantibus. Long. : 2 2/3 - 2 3/4 mm.

Arbeiter: In der Farbe gleich dem des L. Gredleri, höchstens ist der Thorax etwas mehr rötlich, ebenso gleicht er ihm such in vielen Characteren, unterscheidet sich aber nebst der etwas geringeren Grösse durch folgende Merkmale: der Clypeus ist ziemlich grob längsgerunzelt, und hat keinen breiten, glatten, glänzenden Längseindruck; die Fühler sind zwölfgliederig, und die Keule der Geissel ist rothgelb, nur die zwei vorletzten Glieder sind an jenem Rande, welche der Spitze der Geissel näher ist, bräunlich geringelt, wie diess überhaupt bei jenen Leptothorax-Arten, welche eine gelbe Fühlerkeule haben, fast stets der Fall ist; der Thorax ist etwas gröber längsgerunzelt und das Metanotum trägt zwei nach hinten und aufwärts gerichtete ziemlich lange und dünne Dornen, während diese bei L. Gredleri horizontal nach hinten gerichtet, kürzer und dicker sind. Von jenen Leptothorax-Arten, welche auch zwölfgliederige Fühler und eine gelbe Fühlerkeule haben, unterscheidet sich diese Art durch die Farbe und den in Vergleiche grob gerunzelten Thorax und die wohl etwas feiner als der Thorax aber doch ziemlich grob gerunzelten Knoten des Stielchens.

Ich fing diese seltene Art im Prater in Wien an Bäumen herumlaufend.

* * * * *

 

Temnothorax affinis

© Bernhard Seifert

Temnothorax affinis werd pas in 2002 voor het eerst in Vlaanderen (prov. Limburg) waargenomen (Dekoninck W., e.a., 2003). Deze mier uit het genus Temnothorax (vroegere subgenus Myrafant) onderscheidt zich van de meest algemene soort uit dit genus, nl. T. nylanderi, o.a. door een ononderbroken thoraxprofiel. In dit genus heeft alleen T. nylanderi en T. parvulus (althans wat Vlaanderen betreft) een meso-propodeale naad. Verder kenmerkt T. affinis zich door een donkere sprietknots, opvallend donkere dijen en propodeale doorns die niet echt spits uitlopen maar die eerder proximaal en distaal even dik zijn. De petiolus is bovenaan vlak en loopt trapsgewijs naar achteren af.

 

Temnothorax affinis

© François Vankerkhoven