De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Mierenhandel

In deze bijdrage van A. Buschinger worden vraagtekens geplaatst bij het houden van mieren als 'huisdieren'. Vooral jonge mensen worden geboeid door het leven in een mierennest en het is dan ook begrijpelijk dat dit het best kan geobserveerd worden in kunstnesten. De ervaringen worden meestal uitgewisseld via een forum en daarop zien we dat de vraag naar 'speciale soorten' steeds weer gesteld wordt. Nu willen we door het plaatsen van dit artikel geen oordeel vellen of pleiten voor een pro of contra maar de bedenkingen van Buschinger (en velen met hem) verdienen toch wel onze aandacht. Er zijn wel degelijk risico's met het verhandelen van mieren en wij vinden een waarschuwing wel terecht. Dit mag de interesse voor deze boeiende insecten geenszins in de weg staan en alleen wetenschappelijk verantwoorde observatie kan onze kennis verruimen.

Deze bijdrage is een vertaling door Peter Berx van het artikel 'Risks and Dangers of Increasing International Pet Ant Trade (Hymenoptera, Formicidae)'.

* * * * *

Risico's en gevaren van de steeds toenemende internationale handel in mieren (Hymenoptera, Formicidae).

A. Buschinger
Zoological Institute, Darmstadt University of Technology, Schnittspahnstrasse 3, D-64287 Darmstadt, Germany,
e-mail: buschinger-at-bio.tu-darmstadt.de
Member of the IUCN SSC, Social Insect Specialist Group

Samenvatting

In Europa, Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk vindt een steeds stijgende handel in mieren plaats. De mieren worden door particulieren gehouden als “huisdieren”.
Internetbedrijfjes bieden een waaier van kunstnesten, accessoires en levende mieren van Europese origine, maar ook uitheemse (Zuid-Amerika, Indonesië, Australië) aan.
In dit artikel bespreek ik de verschillende risico's van deze handel: ontsnapte mieren kunnen een plaag worden, zelfs een invasieve soort, kunnen ziektes overdragen op inheemse soorten, lokale fauna's vervalsen en er kan zelfs intraspecifieke verbastering optreden.
Ik stel voor om er bij de overheden van alle landen op aan te dringen de handel in ongewervelde dieren voor commerciële, niet-wetenschappelijke doeleinden te verbieden, in het bijzonder mieren en exotische soorten.
Uitzonderlijk kunnen vergunningen worden uitgereikt, indien kan worden aangetoond dat de mieren kunnen worden gehouden zonder ontsnappingsmogelijkheid.

Inleiding

De laatste 2-3 jaar is er in een aantal Europese landen en in de V.S. een steeds groeiende interesse van voornamelijk (maar niet exclusief) jonge mensen merkbaar voor het houden van mieren als huisdieren.
Maar, daar waar er in de V.S. , sinds enige tijd, op z'n minst een verbod is op de handel in koninginnen, zijn er in Europa, waar verbodsbepalingen meestal ontbreken, een aantal internetbedrijfjes opgericht waar mierenliefhebbers levende kolonies, kunstnesten en accessoires kunnen bestellen. Omdat deze bedrijven mierensoorten van over de hele wereld aanbieden is er reden tot bezorgdheid.
Informatie over de grootte van deze handel kan verkregen worden via een aantal internet forums (URL onderaan vermeld) en van berichten daarin waarin melding wordt gemaakt van grote ontsnappingen. Uit de berichten kan men ook duidelijk opmaken dat de soorten in kwestie meestal niet eens geïdentificeerd zijn, verkocht worden onder een foutieve soortnaam of enkel met de genusnaam, bijv. “Pheidole sp.”. In dit laatste geval moet men weten dat het hier een genus betreft met meer dan 900 soorten wereldwijd, waarvan verschillende soorten gekend zijn als belangrijke plagen.

I – De risico's op faunavervalsing

Zoals met alle opzettelijke of toevallige introducties van vreemde organismen in een ecosysteem, kunnen de exotische mierensoorten in enkele gevallen een levensvatbare populatie vestigen en zodoende de locale fauna vervalsen.
Zelfs reeds gekende invasieve soorten kunnen worden geïntroduceerd in landen waar ze nog niet voorkwamen omdat de verkopers als leken niet het onderscheid kunnen maken tussen risicovolle en (misschien) onschadelijke aanverwanten.
Mieren in het bijzonder vormen een groter gevaar voor locale fauna's dan andere exotische organismen: het zijn over het algemeen zeer dominante leden van terrestrische ecosystemen. En, als ze worden uitgezet, zijn het meestal niet maar een paar exemplaren, die al sterven vóór ze kunnen voortplanten (zoals bijv. de grote aantallen spinnen, miljoenpoten, schorpioenen, bidsprinkhanen, enz., die elk jaar vrijkomen).
Een volledige mierenkolonie, ontsnapt of uitgezet als de eigenaar ze beu is, vindt veel makkelijker een geschikte schuilplaats, vestigt zich veel sneller en, als de ecologische voorwaarden voldoen, zal zich veel makkelijker beginnen voortplanten. Potentiële inteelt binnen de nakomelingen van één koningin is voor mieren niet echt een probleem, in tegenstelling tot wat men – verkeerdelijk – dacht. De meeste (potentieel) invasieve soorten zijn ook nog eens polygyn en hebben dus verschillende vruchtbare koninginnen in een kolonie.
Mierenliefhebbers verkiezen polygyne kolonies omdat wordt geloofd dat ze langer kunnen overleven in gevangenschap. Er wordt ook veel gezocht naar “spectaculaire” soorten, zoals de Australische “bulldog” mieren (Myrmecia spp.), bladsnijders (Atta en Acromyrmex spp.) en weefmieren (Oecophylla spp.) en deze soorten worden ook allemaal te koop aangeboden in Duitsland en andere Europese landen.

II – Het risico op het ontwikkelen van bijkomende plaag- en/of invasieve soorten.

Duitsland wordt tegenwoordig geteisterd door een dozijn geïntroduceerde mierensoorten. De meeste vindt men in constant verwarmde gebouwen, serres, botanische tuinen, dierentuinen, enz… Enkelen dringen binnen in gewone huizen, hospitalen, restaurants, … Onder hen natuurlijk de faraomier, maar ook enkele Pheidole soorten. Soorten die overleven in open lucht zijn de Argentijnse mier (Linepithema humile) en Lasius neglectus (Dekoninck et al. 2002; zie ook www.creaf.uab.es/xeg/Lasi...ndex.htm). Beiden hebben de eigenschap talloze inheemse mierensoorten te verdringen.
De meeste plaagsoorten zijn ontstaan uit wijdverspreide “cultuurvolgers” die over de hele wereld zijn verspreid via de gewone internationale handel. Mierenliefhebbers en –verkopers, echter, vragen steeds meer “nieuwe”, “interessante” soorten. Mierenverzamelaars en verkopers zullen dus trachten steeds meer soorten mee te brengen uit de natuur, die anders misschien nooit door mensen zouden worden verspreid.
Onder de talloze Pheidole soorten, die zo populair zijn vanwege hun soldaten met grote koppen, zijn verschillende soorten die een potentieel gevaar vormen een plaaginsect te worden.
Omdat zowel verkopers als liefhebbers leken zijn, zijn ze niet in staat een correcte identificatie uit te voeren van de soorten die worden verkocht. Veel worden verkocht onder een verkeerde (zelfs niet-bestaande) naam of worden enkel geïdentificeerd tot op het genus (Pheidole, Messor en andere).
De taxonomie van mieren is zeer moeilijk, zelfs voor de professionele myrmecoloog en verschillende groepen (genera) zijn nog niet volledig gedefinieerd en/of vastgelegd. Het is dus absoluut onmogelijk, zowel voor verkopers als klanten, om vast te stellen of een aangeboden of gekochte soort een huidige of toekomstige plaag vormt of kan vormen.

III – Het risico op mierenparasieten die overspringen op inheemse soorten.

Alle dieren dragen parasieten met zich mee die, als ze worden vrijgezet in een vreemde omgeving, kunnen overspringen op inheemse soorten en ze zodoende bedreigen, zelfs indien de oorspronkelijke gastheer niet kon overleven in de nieuwe omgeving.
Dit kunnen mijten, nematoden, protozoa, schimmels, bacteriën, enz… zijn. Van sommige mierensoorten is bekend dat ze gastheer zijn van lintwormen. In Zuid-Frankrijk is bekend dat een Tetramorium soort gastheer is voor een lintworm die gedomesticeerde hoenderen infecteert (genus Raillietina; Nadakal et al. 1971).
Tot nu toe is er zeer weinig bekend over de parasietenfauna van mieren, maar ik heb zelf onderzoek verricht naar lintwormen (Buschinger 1973), schimmels (Sanchez-Peña et al. 1993) en naar gregaria, allemaal te vinden in mieren (Kleespies et al 1997). Ik heb dus goede redenen om te beweren dat er nog meer mierensoorten bestaan die een of andere potentieel gevaarlijk parasiet met zich mee dragen.
Een gregerina soort, gevonden in Noordamerikaanse Leptothorax mieren in Montana was in staat Europese Leptothorax soorten te besmetten in laboratoriumexperimenten, zelfs faraomieren. Spijtig genoeg was de kracht van de infectie niet van dien aard dat ze kon worden gebruikt in de biologische bestrijding van deze mierensoort (Buschinger & Kleespies 1999).
Hoewel er tot nu toe nog geen melding is gemaakt van zulk een overdracht van parasieten tussen geïntroduceerde en inheemse mierensoorten, blijft het hoe dan ook een reële mogelijkheid.

IV – „Intraspecifieke faunavervalsing“ – een verwaarloosd risico.

Met intraspecifieke faunavervalsing bedoel ik niet alleen dat de introductie van vreemde soorten in een inheemse fauna of ecosysteem risicovol is, maar ook de introductie van leden van een bepaalde soort in een verder afgelegen populatie van dezelfde soort. In Europa zijn er talloze soorten met een grote verspreiding, van mediterrane tot subarctische habitats. Wij mogen aannemen dat de lokale populatie meestal wel speciale adaptaties hebben ontwikkeld aan de lokale klimaatsomstandigheden enz… Als ze nu worden overgeplaatst naar een verafgelegen gebied zullen ze ofwel verdwijnen (als ze de lokale omstandigheden niet kunnen verdragen; in het beste geval) of hybridiseren met de aanwezige populatie, wat eventueel kan leiden tot een verzwakking van de adaptieve capaciteiten van die lokale populatie.
Een ander probleem binnen deze context is dat uitgebreide studies naar biogeografie en fylogeografie op het spel worden gezet. Een uitgebreid bestudeerde vraag in Europa is of een bepaalde soort is gearriveerd vanuit de mediterrane territoria, na de ijstijd, naar het noorden van de Alpen via de oostelijke of de westelijke route. Met moderne DNA-technieken is het mogelijk om deze routes te reconstrueren, maar als een soort uit Zuid-Frankrijk ontsnapt in oostelijk Oostenrijk en daar een populatie uitbouwt, kan dat een heleboel onderzoekswerk onbruikbaar maken.

V – URLs van internetverkopers en forums.

Duitse “mierenwinkel” www.antstore.de (ook in het – automatisch vertaald, dus raar – Engels en met een klantenforum (238 leden op 15 Jan. 2004)).
Duitse “Ameisenforum” www.ameisenforum.de met een pak discussies over de introductie van exotische soorten (559 leden, waarvan velen ook op het “Antstore” forum).
Franse www.akolab.com/fourmis/forum/index.php (in het Frans; forum maar ook mierenhandel) (274 leden).
Spaanse www.upseros.com/comunidad.../index.php (forum zonder het te koop aanbieden van mieren, maar de eigenaar verkoopt mieren op vraag) (258 leden).
Britse www.zsuk.co.uk/ biedt tegenwoordig geen mieren meer aan, maar deed dit in het verleden veel, bijv. bladsnijderkolonies.
Niet alle geregistreerde forums zijn mierenhouders, maar toch een groot deel ervan.
Vooral de Duitse “Antstore” importeert mieren uit Australië, Zuidoost-Azië en Centraal-Amerika naar Europa en verdeelt ook soorten uit Zuid-Europa naar de noordelijke en centrale delen van Europa. In Duitsland en de meeste (of alle?) Europese landen is er geen wettelijk verbod op de handel in exotische dieren, uitgezonderd voor de bedreigde diersoorten.
Tot nu toe is er geen mierensoort gekend die zou bedreigd zijn door verzameling in het land van oorsprong. Ik weet enkel van verbodsbepalingen in de V.S., waar handel in koninginnen (geen werksters) over de staatsgrenzen heen verboden is.
Het Amerikaanse forum van mierenliefhebbers waar deze verbodsbepalingen regelmatig worden besproken: pub8.ezboard.com/bantfarm (608 leden op 15 Jan. 2004).

VI – Conclusie

Natuurlijk worden mieren niet enkel verspreid door deze gespecialiseerde bedrijven, maar voornamelijk via de gewone handel (van planten, fruit, hout enz…) of door toeristen die ze meenemen naar huis. Maar ik ben bang dat de handel in mierenkolonies het aantal geïmporteerde kolonies en dus ook het aantal soorten dat in handen wordt gegeven van privé-personen (meestal niet ouder dan 12 of 13 jaar) alleen maar zal doen toenemen.
Ik denk dat het de moeite loont, om niet te zeggen dat het noodzakelijk is, dat de IUCN de overheden van alle landen op de hoogte stelt van deze ontwikkelingen en dat ze aanbeveelt dat er wettelijke maatregelen worden getroffen op de handel in exotische arthropoden, zowel vanwege de gevaren voor de inheemse fauna's als voor bijkomende invasieve soorten, wiens uitroeiing steeds een kostelijke zaak is en nochtans meestal faalt (zie “Fire Ants, Pharao's ant, Argentine ant etc.”; VANDER MEER et al. 1990).

Referenties

  • Buschinger, A., 1973. Ameisen des Tribus Leptothoracini (Hym., Formicidae) als Zwischenwirte von Cestoden. Zool. Anz. 191, 369-380.

  • Buschinger, A., Kleespies, R. 1999. Host range and host specificity of an ant-pathogenic gregarine parasite, Mattesia geminata (Neogregarinida: Lipotrophidae). Entomol. Gener. 24, 93-104.

  • Dekoninck, W., C. De Baere, J. Mertens & J-P. Maelfait, 2002. On the arrival of the Asian invader ant Lasius neglectus in Belgium (Hymenoptera, Formicidae). Bull. Soc. roy. belg. Ent. 138: 45-48.

  • Kleespies, R.G., Huger, A.M., Buschinger, A., Nähring, S., Schumann, R.D., 1997. Studies on the life history of a neogregarine parasite found in Leptothorax ants from North America. Biocontrol Science and Technology 7, 117-129.

  • Nadakal, A.M., A. Mohandas, K.O. John, and K. Muraleedharan, 1971. Resistance potential of certain breeds of domestic fowl exposed to Raillietina tetragona infections. 3. species of ants an intermediate hosts for certain fowl cestodes. Poultry Sci. 50:115-118.

  • Sanchez-Peña, S.R., Buschinger, A., Humber, R.A. 1993. Myrmicinosporidium durum, an enigmatic fungal parasite of ants. J. Invertebrate Pathol. 61, 90-96.
    -------------
    Het staat iedereen vrij deze tekst te bezorgen aan elke persoon of organisatie die kan helpen!

A. Buschinger

* * * * *