Lasius
flavus (Fabricius)
Datum van de beschrijving: 1781
Beschreven door: Fabricius, pagina(s) 491.
Referentie van de originele beschrijving:
-
Fabricius,
J. C. 1781. Species insectorum exhibentes eorum
differentias specificas, synonyma, autorum, loca natalia,
metamorphosin adiectis observationibus, descriptionibus. 1. , Hamburg.
552 pp.
Synoniemen:
- Lasius
(Chthonolasius) umbratus var. apennina Menozzi
- Formica
aphidicola Walsh
- Lasius
brevicornis Emery
- Lasius
flavus var. fuscoides Ruzsky
- Lasius
helvus Cook
- Lasius
(Chthonolasius) umbratus st. ibericus Santschi
- Lasius
(Formicina) brevicornis var. microps Wheeler
- Formicina
flava var. morbosa Bondroit
- Lasius
flavus var. odoratus Ruzsky
- Lasius
(Lasius) flavus var. olivacea Karavaiev
- Lasius
(Formicina) flavus subsp. claripennis Wheeler
- Formica
ruficornis Fabricius
Nederlandse
naam: gele weidemier
* * * * *
typebeschrijving
F. flava, abdomine ovato pubescente.
Formica flava squama petiolari. Degeer. Ins. 2.2.326.
5 tab. 42. fig. 24-28.
Habitat in Europae borealis sylvis.
Parva, magnitudine tamen differt.
* * * * *
Lasius
flavus of de gele weidemier is een mier met een ondergrondse levenswijze.
Zoals de Nederlandse naam laat vermoeden, dient ze vooral gezocht te
worden in weilanden. In een geschikte weide kan deze soort een grote
nestdichtheid bereiken zodat we werkelijk de ene koepel naast de andere
zien staan. De nestkoepels zijn steeds begroeid met grassen en dikwijls
vinden we er ook wilde thijm (Thymus serpyllum) op. Deze mieren
voeden zich hoofdzakelijk met de uitscheidingen van op de planten levende
wortelluizen.
De
soorten van onze twee grote subfamilies, Myrmicinae en Formicinae, kennen
elk een eigen ontwikkelingscyclus. De Myrmicinae of knoopmieren doorlopen
een cyclus van ei, larve, naakte nymf en volwassen mier. De schubmieren
of Formicinae kennen geen stadium waarin zich een naakte nimf ontwikkelt
(uitzondering) maar de larven
gaan zich op een bepaald ogenblik inspinnen tot een pop waaruit later
de volwassen mieren ontluiken. Op de foto hieronder zien we twee werksters
van de gele weidemier met een hoeveelheid poppen die dikwijls ten onrechte
voor eieren worden aanzien. Aan het achtereinde van de pop zien we een
ronde zwarte vlek. Dit is het meconium: voor de vorming van de cocon
wordt door de larven van de Formicinae de sluitprop van de middendarm
afgebroken. Deze prop bestaat uit onverteerde voedselresten die aan
het einde van de blindeindigende middendarm van de larven werden opgestapeld.
© Alex Wild 2003
Op
de volgende foto zien we dat de werksters van de gele weidemier niet
allemaal even groot zijn. We zeggen dan ook dat deze soort polymorf
is. Dit is een typische eigenschap voor Lasius flavus en Lasius
myops die bij ons het subgenus Cautolasius vertegenwoordigen.
Dit kenmerk van polymorfisme wordt in determinatietabellen (Van
Boven & Mabelis, 1986 en Schoeters
& Vankerkhoven, 2002) ook wel gebruikt om een onderscheid te
maken tussen de subgenera Cautolasius en Chthonolasius.
De soorten van dit laatste subgenus zijn mono- tot zwak polymorf.
© Alex Wild 2003
De
zwarte gevleugelde exemplaren die we op de foto zien, zijn mannetjes.
De mannetjes onderscheiden zich van de wijfjes niet alleen door hun
geslachtsorgaan maar meestal ook omdat zij iets extra hebben, zoals
een abdominaal segment en een zweeplid. Bij deze soort (en ook bij vele
andere) zien we dat zij een kleine, smalle kop hebben met in verhouding
grote, uitpuilende facetogen en tevens kleine gereduceerde kaken. Hun
ganse bouw is gericht op dat ene belangrijke evenement in hun korte
leven, het vinden en bevruchten van één of meerdere wijfjes.
In deze door vrouwen geregeerde wereld zijn zij voor de rest totaal
nutteloos ondanks al die extra toebehoren. .
*
* * * *
Claviger
testaceus Preyssler, 1790
is
een 2.1 à 2.3 mm groot kortschildkevertje (Pselaphidae) uit de
subfamilie der Pselaphinae. Het is een myrmecofiele kever die kan gevonden
worden in de nesten van o.a. Lasius flavus.
Enkele
typische kenmerken van deze kever zijn:
- korte
knotsvormige sprieten met 6 leedjes en het eerste is bovendien verborgen
- geen
ogen, de kever is blind
- opmerkelijk
korte tarsen
- een
paar haarborstels aan de achterrand van de dekschilden (elytrae)
- een
duidelijke holte of inzinking in het abdomen
© F.
Köhler
Deze
kever leeft niet solitair maar zal steeds worden aangetroffen in mierennesten.
Van de Pselaphidae is hij misschien wel de best bestudeerde kever en
het is vooral dank zij het werk van Dr. Roger Cammaerts (ULB) dat er
heel wat bekend is over de levenswijze van deze kortschildkever.
-
Cammaerts,
R., 1974, Le système glandulaire tégumentaire du coléoptère
myrmécophile Claviger testaceus Preyssler, 1790 (Pselaphidae).
Zeitschrift für Morphologie der Tierre, 77: 187-219
-
Cammaerts,
R., 1977, Secretions of a beetle inducing regurgitation in its host
ant. Proceedings of the 8th Int. Congres of the IUSSI, Wageningen:
295.
-
Cammaerts,
R., 1991a, Interactions comportementales entre la fourmi Lasius
flavus (Formicidae) et le Coléoptère myrmécophile Claviger testaceus (Pselaphidae). I. Ethogramme et modalités
des interactions avec les ouvrières. - Bull. Annls Soc. R.
Belge Ent. N° 127, 155-190
-
Cammaerts,
R., 1991b, Interactions comportementales entre la fourmi Lasius
flavus (Formicidae) et le Coléoptère myrmécophile Claviger testaceus (Pselaphidae).. II. Fréquence,
durée et succession des comportements des ouvrières.
- Bull. Annls Soc. R. Belge Ent. N° 127, 271-307.
-
Cammaerts,
R., 1992, Stimuli inducing the regurgitation of the workers of Lasius
flavus (Formicidae) upon the myrmecophilous beetle Claviger
testaceus (Pselaphidae). Behavioural Processes, 28: 81-96.
-
Cammaerts,
R., 1995, Regurgitation behaviour of the Lasius flavus worker
(Formicidae) towards the myrmecophilous beetle Claviger testaceus (Pselaphidae) and other recipients. Behavioural Processes, 34: 241-264.
-
Cammaerts,
R., 1996, Factors affecting the regurgitation behaviour of the ant Lasius flavus (Formicidae) to the guest beetle Claviger
testaceus (Pselaphidae). Behavioural Processes, 38: 297-312.
-
Cammaerts,
R., 1999a, A quantitative comparision of the behavioural reactions
of Lasius flavus ant workers (Formicidae) toward the guest
beetle Claviger testaceus (Pselaphidae), ant larvae, intruder
insects and cadavers. Sociobiology, 33 (2): 145-170.
-
Cammaerts,
R., 1999b, Transport location patterns of the guest beetle Claviger
testaceus (Pselaphidae) and other objects moved by workers of
the ant, Lasius flavus (Formicidae). Sociobiology, 34 (3):
433-475.
*
* * * *
|