Myrmica
ruginodis Nylander
Datum van de beschrijving: 1846
Beschreven door: Nylander, pagina(s) 929.
Referentie van de originele beschrijving:
-
Nylander,
W., 1846. Adnotationes in monographiam formicarum borealium Europae.
Acta Soc. Sci. Fenn. 2: 875-944.
Synoniemen:
- Myrmica
diluta Nylander
- Myrmica
dimidiata Say
- Myrmica
rubra var. macrogyna Brian & Brian
- Myrmica
rubra var. microgyna Brian & Brian
- Myrmica
rubra var. mutata Sadil
- Myrmica
rubra var. ruginodolaevinodis Forel
Nederlandse
naam: bossteekmier
* * * * *
typebeschrijving
Operaria : testaceo-ferruginea sparse flavo-pilosula ; capite supra,
abdominis dorso in medio et macula ventrali plus minus fuscescentibus ;
capite thoraceque longitudinaliter striatim rugulosis ; metanoto spinis binis
validiusculis longis ; nodis petioli rugosis.
. Long. 2 lin. - parum ultra. Simillima praecedenti, sed paulo major,
rudius fere rugosa, metanoto ante spinas longitudinaliter rugoso, spinis
longioribus et nodis longitudinaliter confuse, sed non profunde rugosis.
Clypeus supra sat late politus. Cetera ut in praecedente.
Femina : testaceo-ferruginea sparse flavido-pilosula ; capite supra,
abdominis dorso medio et macula ventrali plus minus fuscescentibus ; capite
thoraceque longitudinaliter striatim rugulosis ; metanoti spinis longiusculis ;
alis hyalinis obsoletissime cinerascenti-pallescentibus, stigmate distincto
cinereo-fuscescente.
Long, fere 2½ lin. Simillima feminae praecedentis, et jam colore et spinis
metathoracis duplo longioribus distincta. Caput supra fuscescens, clypeo
fusciori, oculis atris ; infra pone oculos, mandibulis antennisque testaceoferrugineis
; mandibulae apicibus parum fuscescentibus. Striae clypei
magis confusae quam in praecedente. Thorax metanoto et pleuris obsoletissime,
scutello vero distinctius fuscescentibus ; spinis longiusculis. Alae
ut supra ; anticae long. 2½ lin. Pedes toti pallide testaceo-ferruginei. Nodi
sicut in .
Mas : nigro-fuscus nitidus parcissime tenuiter flavido-pilosulus ; mandibulis,
articulationibus pedum et tarsis testaceo-pallescentibus, antennarum
flagellis apiceque abdominis obscure rufescentibus.
Long. 2½ lin. Mari praecedentis speciei simillimus, at paullo major,
robustior, capite inprimis conspicue majori, alarum stigmate distinctiori
fusciori, pedibus longe nudioribus. Caput nitidum subtiliter obsolete rugulosum
; clypeus politus aequalis convexiusculus. Alae ut in , anticae long.
2½ lin. ; pedes tenuiter pubescentes, subnudi.
* * * * *
* Verwant,
maar toch ...
Bij
gedragsonderzoek bij mieren wordt veel aandacht geschonken aan de invloed
van het cuticulair koolwaterstofpatroon. In de volksmond hebben wij het
wel eens over de 'nestgeur'. Eenvoudig gezegd zouden wij kunnen stellen
dat mieren met een verschillende nestgeur met elkaar op de vuist gaan
bij een confrontatie. Nauwkeurige analyses van die koolwaterstoffen geeft
ons echter steeds meer informatie over gedragingen binnen soorten als
tussen soorten onderling.
Zo
werd door een onderzoeksteam (Malvaux,
K., et al.) gekeken wat de rol was van het koolwaterstofpatroon in
de interacties tussen M. rubra en M. ruginodis. Nagegaan
werd in hoeverre deze beide (fylogenetisch zeer verwante) soorten reageerden
op het aanbieden van nimfen van de andere soort. Tevens werd gekeken wat
de verandering van het koolwaterstofpatroon was bij geadopteerde nimfen
die later als imago's terug in het oorspronkelijke nest werden gezet.
Uit een analyse van de componenten blijkt dat volwassen werksters van M. ruginodis quantitatief bijna een dubbele massa aan koolwaterstoffen
vertonen ten opzichte van M. rubra. Zeer opmerkelijk is echter
dat de nimfen van M. ruginodis daarentegen een zeer laag gehalte
aan koolwaterstoffen heeft ten opzichte van die van M. rubra.
Quantitatief komt het koolwaterstofpatroon tussen nimfen en werksters
van M. rubra bijna overeen terwijl dat van de nimfen van M.
ruginodis met dat van hun werksters enorm verschilt. Deze laatste
nimfen kunnen bijna als neutraal worden beschouwd. Ook dient te worden
vermeld dat de componenten van M. ruginodis zwaardere koolwaterstoffen
zijn (komen bij de analyse pas vrij tussen 285° en 300° C.) dan
die van M. rubra (in de analyse aantoonbaar tussen 235° en
260° C.). Beide soorten vertonen dus een opvallend verschil, zowel
in samenstelling als in quantiteit van het patroon.
Vertaald
naar het gedrag tussen beide soorten komt het erop neer dat er een verschil
bestaat in agressie. De nimfen van M. ruginodis worden vanwege
hun laag, 'neutraal' gehalte aan koolwaterstoffen gemakkelijk door de
werksters van M. rubra aanvaard (78%) en verzorgd. De nimfen
van M. rubra daarentegen, die reeds een koolwaterstofprofiel
hebben dat sterk overeenkomt met dat van hun volwassen werksters, worden
door de werksters van M. ruginodis vijandig onthaald en verwaarloosd.
Merken we nog op dat M. ruginodis monogyn is en M. rubra polygyn. Of dit laatste gegeven een factor is die meespeelt in de agressieviteitstest,
kon ik niet achterhalen.
*
* * * *
|