Dat een goede communicatie zeer belangrijk is, wordt dikwijls duidelijk wanneer de gevolgen van een gebrek daaraan pijnlijk, vervelend of zelfs rampzalig zijn. Alle levende organismen, zowel planten als dieren kennen dan ook één of meerdere manieren om gegevens uit te wisselen. Binnen de groep van de sociale insecten zoals bijen, mieren en wespen treffen we een scala van fascinerende methoden tot communicatie aan – denken we maar aan de ‘bijendans' om de geïnteresseerde zusters duidelijk te maken waar er voedsel te halen valt.
Prof. Johan Billen van de K.U.L. geeft in een publicatie een overzicht van de verschillende manieren waarop sociale insecten communiceren. Hier willen wij ons beperken tot de communicatie bij mieren. Uitwisseling van informatie bij mieren gebeurt :
- Visueel
- Auditief
- Magnetisch
- Lichamelijk contact
- Chemisch
Visuele communicatie.
Deze manier van waarnemen is bij sommige soorten niet aanwezig. Bij de trekmieren van het genus Dorylus zijn de werksters blind. Ook de pas ontdekte Marsmier, Martialis heureka is blind en leeft ondergronds. Opvallend bij de mieren is dat de mannetjes meestal duidelijk grotere facetogen (en ook ocellen) hebben dan de werksters en wijfjes, dit waarschijnlijk in functie van de bruidsvlucht waar zij de wijfjes moeten localiseren. Uit jarenlang onderzoek op de in de woestijn levende mieren van het genus Cataglyphis is gebleken dat deze mieren zich oriënteren op gepolariseerd licht.
Auditieve communicatie.
Bij sommige mieren werd waargenomen dat zij o.a. communiceren door te striduleren. Stridulatie is vooral bekend van insecten zoals de krekels en de sprinkhanen en komt erop neer dat zij met lichaamsdelen die voorzien zijn van oneffenheden zoals richels over mekaar wrijven. Stridulatie werd waargenomen bij de vuurmier Solenopsis invicta en bij de bladsnijmieren van het genus Atta waar bij deze laatsten een verband werd aangetoond tussen het rekruteren van extra werksters en de kwaliteit van het beschikbare voedsel. Ook bij onze inheemse soorten is stridulatie niet ongewoon. A. Raignier besteedt een gans hoofdstuk aan deze communicatievorm in zijn boek 'Het leven der mieren'. Hij merkt daarin op dat het striduleerapparaat of stridulum bij onze inlandse subfamilies alleen bij de Myrmicinae en de Ponerinae wordt aangetroffen en dat dit stridulum zich situeert tussen postpetiolus (of petiolus) en het eerste achterlijfsegment. Of het voortgebrachte geluid door de lucht van mier tot mier gaat of via de begane grond is nog een onopgeloste vraag. Men gaat er wel vanuit dat een mier die door aarde wordt bedolven, door stridulatie aan haar soortgenoten duidelijk maakt dat zij in een benarde situatie zit en wat hulp best kan gebruiken. Over deze vorm van communicatie is in de vakliteratuur trouwens maar weinig te vinden en veel verder dan de vaststelling dat sommige soorten striduleren staat men niet op een enkele uitzondering na zoals bij de bladsnijmier.
Magnetische oriëntatie.
Hier gaat het niet echt om communicatie tussen de individuen maar wel om de eigenschap die bij sommige mieren werd onderzocht om de magnetische omgevingsfactoren waar te nemen en te interpreteren bij het foerageren. Deze 'zintuigelijke' waarneming werd vastgesteld bij bladsnijmieren en de vuurmier Solenopsis invicta. Electroreceptoren werden vastgesteld bij de mier Pachycondyla marginata maar ook op dit terrein blijven nog vele vragen onbeantwoord.
Lichamelijk contact.
Bij de mieren is dit voor ons de meest waargenomen communicatievorm. Mieren die mekaar ontmoeten, raken mekaar aan met de poten maar vooral het druk heen en weer tasten met de sprieten is een opvallende bezigheid. De sprieten staan dan ook vol zintuighaartjes in een verscheidenheid van vormen en structuur. Met hun sprieten tasten de mieren hun omgeving af en nemen daarmee allerlei prikkels op. Het geregeld poetsen van die sprieten met het 'kammetje' of de spoorkam aan de voorpoten is dan ook een belangrijke bezigheid. Mieren die mekaar ontmoeten en betasten met de poten of bekloppen met de sprieten gaan dikwijls over tot het aanbieden van een druppel voedsel of tot trophallaxis.
Zo worden feromonen o.a. aangewend om een geurspoor aan te leggen naar een voedselbron die voldoende belangrijk is om met meerdere werksters bezocht te worden, waarbij een combinatie met lichamelijk contact eveneens kan worden waargenomen. Feromonen worden niet enkel gebruikt om een geurspoor naar een voedselbron aan te leggen. Deze stoffen worden gevormd in klieren met een uitwendige secretie en spelen een rol in de sexuele aantrekking tussen de geslachtsdieren, herkenning van nestgenoten, waarschuwen tegen belagers en vele andere interacties.