Valschermmieren
De 24 jarige Bolucevschi Vitali Nicolai, een amateurfotograaf heeft een internationale wedstrijd (2009) gewonnen op het gebied van de natuurfotografie. Hij won de wedstrijd met een foto van twee mieren (Formica's ?) die de zaadjes van een paardebloem verzamelen. Zijn commentaar: "Op een zonnige dag trok ik er met mijn camera op uit om foto's te maken uit het leven van de mieren. Dit wou niet zo goed lukken omdat ze nogal snel heen en weer liepen. Toen werd mijn aandacht getrokken door een groep mieren die op een paardebloem klommen. Daar trokken ze ieder een zaadje uit en lieten zich aan hun 'parachute' weer naar de grond glijden. Jammer genoeg kon ik daarvan geen goede foto maken maar kon nog wel een goede foto maken van de laatste mieren voor ze naar beneden sprongen."
Wist u dat ...
Het hoogste aantal chromosomen dat momenteel bij hymenopteren werd waargenomen, is 106. De gelukkige eigenaar hiervan is de Braziliaanse ponerine mier Dinoponera lucida Emery. De mens moet zijn erfelijk materiaal kwijt op 46 chromosomen maar er zijn ook organismen die een ruimer assortiment hebben - de zwarte moerbei telt 308 chromosomen. Dinoponera lucida is één van die mierensoorten waar er in een kolonie geen echt reproductief wijfje voorhanden is. Het nageslacht wordt bij deze soort voortgebracht door bevruchte werksters die gamergaten worden genoemd. Er zijn wel meerdere soorten bij de Ponerinae waarbij zich dit verschijnsel voordoet.
Komen mieren van Mars?
Dat er in het Braziliaanse Amazonewoud nog vele onbeschreven soorten van zowel flora als fauna te vinden zijn, zal wel niemand verbazen. Zo kwam Christian Rabeling oog in oog te staan met een eenzame mier van een paar mm groot. 'Oog in oog' is niet de juiste uitdrukking want deze ondergronds levende mier is blind. Deze bleekgele mier met lange, fijne kaken en een broos lijkend lichaam is niet onder te brengen in de bestaande taxonomische indeling van de mieren. Martialis heureka Rabeling & Verhaagh, 2008 of de Marsmier zoals E.O. Wilson haar noemde, kreeg vanwege haar afwijkende morfologische kenmerken zelfs een eigen subfamilie, Martialinae. Zo'n vijf jaar geleden werden op dezelfde locatie ook twee exemplaren van deze mier gevonden maar zij zijn verloren gegaan. Er wordt nu al druk van gedachten gewisseld over de plaats die deze nieuwkomer inneemt in de evolutie van de mieren.
Wist u dat ...
... er ook een mier is met de naam googelmier? Proceratium google Fisher, 2005 werd gevonden in Madagascar en Brian Fisher gaf de soortnaam als een soort eerbetoon aan Google en vooral aan Google Earth voor de technische uitbouw van een netwerk dat biodiversiteit en taxonomische gegevens op een snelle en efficiënte manier voor iedereen toegankelijk maakt. P. google voedt zich met eitjes van spinnen en moet dus intensief op zoek gaan naar deze voedselbron. De gelijkenis met een zoekrobot als Google was dan ook een tweede argument voor de naamgeving.
© B.L. Fisher
* * * * *
Dat is Chinees voor mij.
Als je dit uitspreekt als yi en je doet dit met de juiste intonatie dan is de kans groot dat een Chinees begrijpt dat je het over een mier hebt. Heb je trouwens al eens goed naar dit karakter gekeken? Je ziet toch duidelijk dat dit een nest mieren is, of niet?
Op 2 juli 2008 gaf Els Lommelen een verhelderend commentaar bij het Chinese karakter dat staat voor mier:
‘Als je 'yi' met de juiste intonatie uitspreekt, zou het ook kunnen dat een Chinees denkt dat je het over gerechtigheid hebt. Ik heb ooit een Chinese kotgenoot gehad, en zij heeft me verteld dat het eerste symbooltje, ‘tchong', insect of beestje betekent en dat dit aanduidt dat het geheel over een insect of een beestje gaat. Het tweede symbool ‘yi' betekent gerechtigheid. Samen betekent het dus mier en wordt het ook als 'yi' uitgesproken (dus de 'tchong' laten ze weg in de spreektaal). Afhankelijk van de context van het gesprek zal een Chinees afleiden of je het over een mier of gerechtigheid hebt als je 'yi' zegt.' (E. Lommelen)
tchong yi
Nu we toch op dit interessant zijspoor zitten, wil ik daar nog even aan toevoegen wat ik verder gegoogeld heb. Het karakter voor rechtvaardigheid ‘yi' bestaat zelf ook weer uit twee karakters, namelijk ‘yang' en ‘wo'. ‘Yang' dat bovenaan staat, betekent lam en daaronder staat ‘wo' in de betekenis van ik, ikzelf of mij. De christelijke traditie wil daar de verklaring aan verbinden dat rechtvaardigheid het gevolg is van de onderwerping van onszelf aan het lam (= Christus). De mieren wijzen de weg! Of toch niet? In een godsdienstig klimaat van confucianisme, tauïsme en boeddhisme verkreeg het christendom pas in de zevende eeuw enige invloed in China. Het is dan ook moeilijk hard te maken dat het karakter voor rechtvaardigheid zou verwijzen naar een onderwerping aan Christus als het lam. Misschien ligt er wel een veel ouder gebruik van het brengen van een zoenoffer om rechtvaardigheid na te streven aan de basis van het ontstaan van dit Chinese symbool. Dat de mier hier blijkbaar wordt beschouwd als een 'rechtvaardig insect' toont wel aan dat dit sociale insect in de Chinese cultuur een opmerkelijke reputatie had.
yangwo
* * * * *
Wat is de
oudste afbeelding van een mier in de literatuur?
We
hebben allemaal wel eens gehoord van de fabel van 'de krekel en de mier'
(of was het 'de cicade en de mier'?) - één van de talrijke
fabels van Jean de La Fontaine (1621-1695), geschreven ergens in de tweede
helft van de 17de eeuw.
Minder
gekend is misschien wel een stukje over 'de krekel en de mier' dat werd
geschreven door Joost van den Vondel (1587-1679) in het boek 'Vorstelijcke
warande der dieren', uitgegeven in 1617.
De
magre Krekel nu van s'winters kou bespronghen,
Zocht aen't kloeck Mierken heyl, tot bedelen gedrongen,
En met een heesche stem viel 'tbezich dierken aen;
Erbermt u Iuffrou Mier! en om een weynigh graen
My ongetroost niet laet, noch hongers nood bezuren,
Mijn armoe wat vervult, en opent uwe schuren.
Maer 'twacker beestien vry van kommer en ellend,
Den Krekel heeft aldus zijn traegheyd voorgewend:
Draeght nu verschulde straf, draeght nu 'tvermaledijden
Die al den zomer sleet in wellust en verblijden,
Die d'aengename tijd en zegen hebt veracht,
En slempende uwen oegst verquist en doorghebracht.
‘Het kostelijcxste pand en kleynood uytgenomen
‘Is d'altijd vliende tijd, die huyden omgekomen
‘Niet morgen weder keert: wijs is hy van beraet
‘Die s'tijds gelegentheyd beooght en gade slaet.
‘Die op geen weelde steunt, noch die, hoe hoogh gezeten,
‘D'aenstaende zwarigheyd lichtveerdigh gaet vergeten
© Marcus Gheeraerts
* * * * *
Naar aanleiding van deze oude afbeeldingen van mieren, kreeg ik een reactie van de bioloog Mikael Lytzau Forup (Rutgers University – New Brunswick, New Jersey) die mij erop wees dat de prenten in het boek van Vondel ouder waren dan 1617! Hij weet te vertellen dat zij werden gemaakt door de Vlaamse kunstenaar Marcus Gheeraerts in 1567 en het eerst werden gepubliceerd in diens boek ‘De warachtighe fabulen der dieren.', gedrukt bij Pieter De Clerck in Brugge. Nadien dienden deze prenten als illustraties voor het boek ‘Esbatement moral, des animaux.' (1578) en later pas voor het boek van Vondel.
© Marcus Gheeraerts (De Vliege en Mieren)
* * * * *
De
oudste afbeelding (tenzij iemand het tegendeel kan bewijzen) van een mier
staat op een prachtige illustratie uit het merkwaardige boek 'Hypnerotomachia
Poliphili'. Het boek is een wiegedruk of incunabel (L. cunabula = wieg)
die werd gedrukt door Aldus Manutius in 1499. Hypnerotomachia Poliphili
betekent letterlijk 'het gevecht tijdens de droom van Poliphilus' en vertelt
het verhaal over de liefde en het huwelijk tussen Poliphilus en Polia.
Deze wiegedruk is een unicum voor de boekdrukkunst van die tijd ondermeer
door het gebruik van zowel Arabische, Hebreeuwse als Griekse karakters.
Bovendien is het prachtig geïllustreerd met 172 houtgravures die
in de juiste proporties in de tekst zijn geïntegreerd. De naam van
de schrijver staat ter discussie. Alhoewel hij niet expliciet wordt vermeld,
leiden sommigen zijn naam af uit het acroniem van de beginletters van
elk nieuw hoofdstuk namelijk 'Poliam frater Franciscus Columna peramavit',
hetgeen zoveel betekent als 'broeder Francesco Colonna hield onnoemelijk
veel van Polia'. Degene die de oorspronkelijke tekst wil lezen, moet al
een ervaren polyglot zijn om wegwijs te geraken in de hybride taal die
een mengeling is van Toscaans, Latijn en Grieks. Bovendien is het boek
doorweven met allerlei raadsels.
Je
kan natuurlijk niet van alle markten thuis zijn en alhoewel de onbekende
graveur ontegensprekelijk een ervaren kunstenaar was, is het detail van
de levende natuur hem ontgaan. Zijn mieren hebben maar vier poten alhoewel
die rechtsonder langs de linkerzijde een misvormde viervoeter lijkt. Dat
hij wel degelijk mieren heeft afgebeeld, mag blijken uit de tekst waar
de schrijver het heeft over 'una formica' en 'formice'. De symboliek
achter de mieren en de gehalveerde olifanten wordt in de tekst als volgt omschreven:
'Op elk van de drie andere zijvlakken van de kubus bevond zich een cirkel die gelijk was aan de eerste, op dezelfde hoogte. In de cirkel op het rechter zijvlak zag ik weer een aantal sierlijke hiërogliefen, namelijk een slangenstaf, die aan de onderkant geflankeerd werd door twee mieren die uitgroeiden tot olifanten en daarboven door twee olifanten die tot mieren slonken. In het midden zag ik links een schaal met vuur en rechts een schaal met water. Ik vertaalde deze tekens als volgt:
Eendracht maakt de kleinen machtig, tweedracht maakt de grootsten zwak.'*
* vertaling van Ike Ciabona in een uitgave van Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2006.
* * * * *
"Tenzij iemand het tegendeel kan bewijzen," stelde ik in het voorgaande. Mikael Lytzau Forup die al een bijdrage leverde voor het jaartal 1567 doet nog beter! Tijdens zijn zoektocht stuitte hij op een afbeelding uit het jaar 1476 die werd gepubliceerd in het boek 'Aesopus, Vita et Fabulae' van Heinrich Steinhöwel dat werd gedrukt in Ulm door Johann Zainer. Het is een prachtige houtsnede van een onbekende kunstenaar waarop een krekel en een mier staan afgebeeld.
Het boek is een bundeling van de fabels van Aesopus, een slaaf die leefde in de zesde eeuw vóór onze jaartelling. Aesopus had een misvormd lichaam en als slaaf was hij dan ook niet erg waardevol. Van hem wordt verteld dat hij eens te koop werd aangeboden op de slavenmarkt van Ephese waar hij was opgesteld tussen twee andere slaven, Cantor en Grammaticus. Aan elke kandidaat koper die het wilde weten vertelden deze twee knappe slaven dat zij van hun discipline, de zang en de grammatica alles kenden. Toen de wijsgeer Xanthus aan Aesopus vroeg wat hij zoal kon, antwoordde hij dat er voor hem geen kennis meer overbleef nadat Cantor en Grammaticus alles voor zich opeisten. Voor Xanthus getuigde dit antwoord blijkbaar van een grote wijsheid want hij kocht Aesopus die zich een reputatie verwierf met het vertellen van fabels. Het is pas veel later dat de fabels van Aesopus werden opgeschreven en de oudste bundeling staat op naam van Demetrius van Phaleron (omstreeks 300 v.C.).
* * * * *
Met het midden van de vijftiende eeuw hebben we de grens bereikt van het gedrukte boek aangezien Gutenberg in 1455 op de beurs van Frankfurt enkele gedrukte katernen te koop aanbood. Willen we op zoek gaan naar nog oudere afbeeldingen van mieren dan moeten we gaan grasduinen in manuscripten. Zo bestaat er een manuscript uit de 15de eeuw waarin we een afbeelding vinden van een koepelnest waar talrijke mieren overheen lopen. Het manuscript is een Latijns Bestiarium op perkament en telt 154 pagina's die geïllustreerd zijn met zo'n 117 afbeeldingen. Een precieze datum is niet gekend maar men schat dat het manuscript dateert uit de periode tussen 1400 en 1425. Tevens gaat men ervanuit dat het van Engelse origine is en het wordt steeds aangeduid als 'The Bestiary of Anne Walshe' omdat deze naam op meerdere pagina's werd geschreven. Specialisten zijn het er wel over eens dat Anne Walshe niets met het ontwerp van het manuscript te maken heeft maar dat zij in de 15de of zelfs de 16de eeuw in het bezit was van het boek en de lege ruimten benutte om haar handtekening te oefenen.
© Det Kongelige Bibliotek - Denemarken
* * * * *
Van de bestiaria waren er in de Middeleeuwen wel meerdere in omloop. Zo is er ook een bestiarium bekend van Philippe de Thaun, een Anglo-Normandische dichter die zijn werk opdroeg aan de tweede vrouw van koning Henry I van Engeland. Henry I, de jongste zoon van Willem de Veroveraar, huwde in 1122 met Adeliza van Leuven (dochter van Godfried I van Leuven, o.a. landgraaf van Brabant) en men situeert het bestiarium van Thaun dan ook in de eerste helft van de 12de eeuw. Van dit werk zijn er zeven kopieën bekend en de hier afgebeelde pagina komt uit het bestiarium dat dateert van rond 1300. Het meet 17 x 10 cm, is geschreven op perkament en telt 95 pagina's. Dit origineel wordt bewaard in de koninklijke bibliotheek van Denemarken. Of de oudste kopie van dit werk op dezelfde wijze is geïllustreerd, kon ik niet achterhalen.
Op deze pagina zien we halmen afgebeeld die worden bezocht door mieren die de granen komen verzamelen. De tekst handelt voornamelijk over een bijbels thema en op deze pagina wordt van de mier enkel gezegd dat zij het verzamelde graan in twee delen verdeelt (Le gernet qu'il ad en dous parz la tendrat, ...). De mier komt uitvoeriger aan bod in het voorgaande gedeelte waar, hoe kan het ook anders verwezen wordt naar de wijze woorden van koning Salomo die de mieren prijst voor hun ijver. Philippe de Thaun vertelt ons dat de mieren niet zomaar alle granen meenemen maar dat zij met hun reukzin een selectie maken. Hij zegt dat zij wel vol enthousiasme de zaden van tarwe (grain de furment) zullen verzamelen maar bij gerst (grain d'orge) trekken zij hun neus op! Enkele pagina's verder verwijst Philippe de Thaun naar de etymoloog Isidorus van Sevilla om ons een verklaring te geven van het woord formica. Dit beestje kreeg de naam formica (furmi ad nun) omdat het sterk (fortis) is (fort est) en omdat het een 'deeltje' (mica) wegdraagt (e porte mie).
* * * * *
Het bestiarium van Aberdeen, zo genoemd omdat het zich in de universiteitsbibliotheek van Aberdeen bevindt, is ontworpen in Engeland omstreeks 1200. Aangezien het ons te doen is om de oudste afbeelding van een mier, dienen we in dit manuscript wel wat verbeelding te hebben om hier een groep mieren te herkennen die na het foerageren naar hun nest terugkeren. Zoals uit de tekst mag blijken, gaat het hier wel degelijk om mieren. De auteur vertelt ons dat de mieren drie kenmerken hebben:
- Zij lopen achter mekaar aan waarbij ze elk een graankorrel meedragen (
Prima natura est ut ordina te ambulent, et unaqueque earum granum baiulet in ore suo.).
- Wanneer zij granen in hun nest opslaan, verdelen zij dit over twee compartimenten (
Secunda natura quando recon dit grana in cubile suum dividit ea in duo.).
- Wanneer zij op zoek gaan naar granen, nemen zij wel de tarwe mee maar verzaken aan de gerst (
Tertia natura est. Tempore messis ambulat inter segetes, et ore intelligit an ordei sit spica an tritici.).
Wij merken hier wel meteen op dat kenmerk twee en drie ook door Philippe de Thaun worden genoteerd. Dit hoeft ons ook niet te verwonderen want de bestiaria waren in de Middeleeuwen populaire geschriften waarvoor de 'Physiologus' het grote voorbeeld was. De Physiologus was een in het Grieks opgesteld boek dat omstreeks het jaar 200 in Alexandrië werd geschreven en waarvan de auteur niet gekend is. Het origineel is verloren gegaan maar uit latere werken (meestal vertalingen in het Latijn) weten we dat het dierenverhalen bevatte met een daaraan gekoppelde moraal.
* * * * *
De oudste Physiologus die werd geïllustreerd, is de Codex Bongarsianus 318, geschreven in het Latijn door Haecpertus in de periode 825-850 en bevindt zich in de
Burgerbibliothek te Bern, Zwitserland. De Physiologus bestaat uit de pagina's 7 recto tot 22 verso van een codex die in totaal 130 folio's recto telt. Alle pagina's van de Physiologus bevatten korte stukken tekst over de aard van een bepaald dier en ze zijn alle geïllustreerd. De pagina 12 verso handelt over 'De natura formicae'. We zien hierop een man afgebeeld die een slang doodt en onder de slang is een mierennest getekend van waaruit de mieren naar de naburige gewassen trekken om zaden te verzamelen. Ook onderaan de pagina zien we mieren die tegen de grassen opkruipen. Al de geraadpleegde bronnen zijn het er blijkbaar over eens dat dit het oudste manuscript is dat werd geïllustreerd. Eindigt hier onze zoektocht?
* * * * *
|