De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

COLLECTIE

 

Voor moeilijke insectengroepen zoals mieren is het aanleggen van een referentiecollectie toch wel een noodzaak. Ook als wij met onze verzamelde gegevens willen bijdragen aan een beeld van de diversiteit aan soorten binnen bepaalde grenzen, dienen exemplaren voor eventuele controle op determinatie te worden bewaard. Geen enkele methode van bewaren geeft 100 % voldoening maar meerdere methoden hebben toch al hun degelijkheid bewezen. Wij willen er hier dan ook een paar aanbevelen.

Droog bewaren

Een nauwkeurig opgebouwde collectie heeft een grote wetenschappelijke waarde. We zullen er dan in de eerste plaats naar streven om onbeschadigde, zuivere exemplaren in een collectie op te nemen. De voorkeur gaat uit naar levend gevangen insecten die zo snel mogelijk worden gedood en die na zuivering meteen worden geprepareerd. Bij de preparatie zal men er zorg voor dragen dat alle delen van het lichaam die belangrijk zijn voor de determinatie duidelijk zichtbaar zijn.

Labels

Een insect in een collectie dat niet is voorzien van de nodige informatie is zo goed als waardeloos. Die informatie dient dan ook nauwkeurig genoteerd te worden op het moment dat een insect wordt verzameld. Hoe dikwijls is het niet gebeurd dat een staal bij gebrek aan tijd terzijde wordt gezet zonder de gewenste informatie en dat men nadien niet meer precies weet welke gegevens erbij horen. Een collectie-item dat is voorzien van de juiste gegevens is daarentegen zeer waardevol - zie Microdon.

Hier willen we een voorbeeld geven van de data die aan dezelfde speld dienen voor te komen als het bewaarde insect. Zelf maken we gebruik van drie labels die 1 - boven, 2 - midden en 3 - onder aan de speld worden gestoken. De gegevens die volgens ons zeker het insect moeten begeleiden zijn :

 

 

  • de wetenschappelijke naam
  • de naam van degene die de determinatie deed
  • de vangstdatum in een duidelijk formaat
  • de gemeente
  • een toponiem
  • de naam van degene die het specimen heeft gevonden
  • geografische coördinaten

 

 

 

 

Bij dit lijstje is misschien enige verduidelijking nodig.

Wat de wetenschappelijke naam betreft, spreekt het voor zich dat men recente determinatiesleutels gebruikt en dat men er de vakliteratuur op naleest om op de hoogte te blijven van herzieningen. Met de gemeente bedoelen we de 'kerkgemeente' en niet het grote overkoepelende geheel - Elsene in plaats van Brussel. Het toponiem kan een verduidelijking geven van de locatie binnen een gemeente. Dit kan het gemeentepark (Warande) zijn, een bos (Hallerbos) of een bekend natuurgebied (Tenhaagdoornheide). Het vinden van de geografische coördinaten mag geen probleem meer zijn en ook voor het omzetten van het ene systeem naar het andere zijn er goede programma's beschikbaar. Wij geven hier de voorkeur aan het universele UTM systeem maar er wordt ook veel gekozen voor Nord en East (noorderbreedte en oosterlengte).

Op ons eerste label staat rechts bovenaan nog een nummer - in dit voorbeeld 2002-001-00. Dit is een persoonlijk collectienummer dat dit exemplaar verbindt met een record in een databank - in dit geval is dat de databank FORMIDABEL (Formicidae Database Belgium). 2002 slaat op het jaar waarin het specimen werd gevonden, 001 heeft betrekking op het nestnummer van die bepaalde soort binnen dat jaar en 00 wijst naar een exemplaar uit dat bepaalde nest. Wat is het belang van zo'n nummer. Meerdere exemplaren mieren die uit hetzelfde nest komen, kunnen aan één en dezelfde speld worden gestoken, maar dat heeft toch zijn beperkingen. Met de combinatie die wij gebruiken, zijn er meer mogelijkheden. Eén van de mogelijkheden is dat dit nummer het exemplaar kan verbinden met een gerelateerde databank waar o.a. morfometrische gegevens in worden opgeslagen die hebben bijgedragen tot een juiste determinatie. Dit nummer is een optie en heeft het meeste nut zolang de databank deel uitmaakt van de collectie. Wanneer de twee in de toekomst worden gescheiden, valt het nut hiervan voor het grootste deel weg.

montagetrapje

collectielabels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Om de collectie eenvormig op te bouwen, kan men bij het aan de speld steken van de labels gebruik maken van een 'trapje' dat ons in de gelegenheid stelt om voor de labels steeds dezelfde hoogte te behouden. Men kan dit vinden in de handel maar het is ook eenvoudig zelf te maken. De specimens worden bewaard in een goed sluitende insectendoos die we zelf hebben opgebouwd met kleinere eenheden die manipulatie van de specimens vergemakkelijken.

insectendoos

collectie-unit

 

 

 

 

 

 

 

 

Pointing

Wat is de beste manier om mieren droog te bewaren? Een 'algemene regel' om mieren aan een speld te bewaren is de mier onder de thorax vastlijmen aan een spits stukje karton dat in elke zaak voor entomologisch materiaal te krijgen is of dat zelf eenvoudig te maken is. Het voornaamste doel hierbij is dat het gaster enigszins gaat afhangen waardoor de knoop (of knopen) tussen borststuk en achterlijf duidelijk zichtbaar is evenals de aanhechting tussen knoop en achterlijf. Belangrijk bij deze methode is dat de poten afhangen zodat ze het bekijken van lichaamskenmerken niet hinderen.

http://academic.evergreen.edu/projects/ants/HOWTOMOUNTANTS/mount.html

Nat bewaren

bewaren op alcohol

Hierbij dienen we ons de vraag te stellen of de exemplaren die we gaan bewaren, zullen gebruikt worden voor DNA-onderzoek of niet. Met het oog op DNA-onderzoek dienen de specimen te worden bewaard in absolute ethanol. Aangezien materiaal voor DNA-onderzoek meestal doelgericht wordt verzameld, zal het voor ons meestal voldoende zijn de mieren te bewaren in ethanol van 70 %. Hierin zijn ze zo goed als onbeperkt houdbaar. Om het risico van uitdrogen van de stalen te beperken, worden de mieren bewaard in afgesloten buisjes die met meerdere samen in een grotere pot met ethanol worden gestopt. In elk buisje zit een label met daarop in potlood of alcoholvaste inkt alle noodzakelijke info. Een andere methode die wij ook wel toepassen, is het bewaren van de stalen in kunststof buisjes (Sarstedt) die met een rubber ringetjes goed afsluiten. Deze buisjes kunnen in daarvoor bestemde doosjes worden bewaard (100 stuks) en elk doosje bevat een lijst van de daarin bewaarde soorten. In de databank kan hierbij weer aan een record een collectienummer worden toegevoegd zodat een exemplaar gemakkelijk kan worden gevonden - voorbeeld SA-03087, doosje nummer 3 van Sarstedt en daarin vakje 87. Ook hier weer zit in elk buisje een label met alle mogelijke data!

Sarstedt

* * * * *