Aan het behoud van onze mieren wordt ten onrechte weinig aandacht geschonken.
Het achteruitgaan of verdwijnen van slechts een paar soorten kan het verdwijnen
van een onbekend aantal andere interessante ongewervelden betekenen, aangezien
er allerlei bindingen zijn tussen deze groepen.
Geïnteresseerden die ernstig wensen mee te werken aan het bestuderen
van mieren of die hun (al dan niet professionele) ervaring met anderen
willen delen, mogen altijd contact opnemen. Uiteraard hoeft het studieterrein
niet beperkt te blijven tot de provincie Limburg, maar dit was wat Vlaanderen
betreft tot 1999 de enige provincie waar degelijk veldwerk werd verricht
omtrent onze mierenfauna en dit dankzij een kleine groep actieve mensen
binnen LIKONA, de Limburgse Koepel voor Natuurstudie. In 1999 werd
in opdracht van het Instituut voor Natuurbehoud een campagne gestart,
waarbij in gans Vlaanderen een inventaris werd opgemaakt van de mieren.
De bedoeling van deze Mierenwerkgroep is dan ook om in de eerste plaats
aan alle geïnteresseerden een aanspreekpunt aan te bieden. Om het een
beetje officieel te maken, hebben we maar meteen een naam gekozen met
een hoge verwachting voor de toekomst - 'Polyergus' betekent
namelijk 'veel werk verrichtend'.
* * * * *
Verzoek :
1. Bij de mieren zijn er twee soorten ontwikkelingscycli, één waarbij
na het larvenstadium poppen worden gevormd (opvallende cocons die dikwijls
als eitjes beschouwd worden) en een andere waarbij de overgang tussen
larve en imago een naakte nimf is.
De soorten die een cyclus hebben met naakte nimfen maken deel uit van
de subfamilie Myrmicinae. Het zijn onze knoopmieren die herkenbaar
zijn aan de 2 knopen tussen het borststuk en het achterlijf; dit kenmerk
is met een loepje gemakkelijk waar te nemen in het vrije veld.
De soorten die poppen voortbrengen, behoren tot de subfamilie Formicinae;
kenmerkend voor deze mieren is dat zij tussen het borststuk en het achterlijf
slechts 1 knoop hebben in de vorm van een rechtop staande schub. Vertegenwoordigers
van deze subfamilie zijn onze bosmieren maar ook de zeer algemeen voorkomende
wegmier of Lasius niger.
Soms gebeurt het echter bij de schubmieren dat er geen poppen gevormd
worden na het larvale stadium.
Mocht iemand een nest vinden van de Wegmier met dit verschijnsel of een
locatie kennen waar dit de regel is in plaats van de uitzondering, dan
zouden wij dit graag zo snel mogelijk vernemen.
2. Een andere schubmier is de veenmier of Formica picea . Het is een glanzend zwarte mier van zo'n 5 à 6
mm groot die te vinden is in veenachtige biotopen. Op het borststuk staan
meerdere naar voren gerichte haren. Van deze mier zouden wij graag zo
veel mogelijk stalen uit verschillende locaties met mekaar willen vergelijken
om na te gaan of het hier wel degelijk om een enkele soort gaat.
Ook hier dus de vraag om info betreffende nieuwe locaties.
3. Indien iemand wenst mee te werken aan het inventariseren van onze mieren
dan kan dit door het nemen van neststalen.
De bedoeling is om een tiental werksters en eventueel enkele op het nest
voorkomende gevleugelde mannetjes en wijfjes te bewaren in een buisje
met een 60 à 70 % alcohol (ontsmettingsalcohol); het is zeker niet de
bedoeling om nesten uit te graven. Wat zeer belangrijk is, is een label
met de datum en een zo juist mogelijke aanduiding van de vindplaats (geschreven
met potlood!) die bij in het buisje wordt gestopt. Degenen die
op deze manier aan het bijeenbrengen van verspreidingsgegevens van onze
mieren wensen mee te werken, mogen altijd contact opnemen om verdere afspraken
te maken.
4.
Aan een doelgerichte inventarisatie mag je meteen je medewerking aanbieden.
Het gaat hiebij om Lasius emarginatus of de muurmier waarvan de
verspreiding in het kader van de 'Verspreidingsatlas
en voorlopige Rode Lijst van de mieren van Vlaanderen' voor
het eerst in kaart werd gebracht. De soort werd voornamelijk aangetroffen
in Oost- en West-Vlaanderen (vooral het zuiden) en op een paar locaties
in Vlaams-Brabant. Wij willen deze soort opvolgen omdat wij menen dat
ze haar verspreidingsgebied naar het noorden aan het uitbreiden is. Voor
meer gegevens van deze soort verwijzen we naar de fiche (Lasius
emarginatus) en geïnteresseerden die haar verspreiding mee
willen opvolgen, kunnen best contact opnemen met Wouter
Dekoninck.
5. Cyphoderus albinus, is een springstaart (Collembola) die blijkbaar alleen maar in mierennesten voorkomt. Platyarthrus hoffmannseggi of de witte mierenpissebed is nog zo'n mierengast waarvan nog maar weinig geweten is. Eenieder die over deze twee gasten gegevens wenst door te geven, verzoeken wij contact op te nemen met Wouter Dekoninck.
* * * * *
Navolging
Zoals dit reeds van bij de start van deze website werd aangekondigd, hebben wij de intentie om het mierenonderzoek niet te beperken tot Vlaanderen maar aangezien het veld groot is en er slechts weinig werkers (werksters) zijn, hebben wij ons tot hiertoe geconcentreerd op de Vlaamse mierenfauna. Sedert een paar jaar hebben wij nu in Wallonië navolging gekregen. Onder impuls van Philippe Wegnez wordt nu ook in het Waalse landsdeel nota genomen van de aanwezige mierensoorten. De bedoeling is om onze krachten te bundelen en wij streven ernaar om tegen eind 2010 een ruimer beeld te hebben van de diversiteit aan mieren in gans België. Om het initiatief aan een breed publiek kenbaar te maken, hebben onze Waalse collega's een eigen website gemaakt waar geïnteresseerden terecht kunnen met hun vragen en voor informatie. Ga zelf eens kijken op www.fourmiswalbru.be
* * * * *
En Vlaanderen?
Als wij dan toch streven naar een beter overzicht van de mierenfauna in België dan willen wij zelf ook een nieuwe oproep lanceren. Gedurende een paar decennia hebben wij al wel een goed beeld van diversiteit van onze mieren in Vlaanderen maar zoals op onderstaande kaart merkbaar is, zijn er toch nog regio's waar 'geen mieren blijken te zitten' zelfs in een goed bemonsterde provincie als Limburg. Elke inwoner die op een dergelijke plaats woont, zal dit bij navraag meteen met klem tegenspreken. Aan ons dus om die hiaten op te vullen en eens te kijken hoe soortenrijk die lege hokken wel zijn. Alle gegevens zijn dus welkom!
Bij deze overzichtskaart die dateert van 2003 moeten we eerlijkheidshalve toegeven dat er toch wel wat gegevens ontbreken. Degenen die intensief meewerken aan het waarnemen van mieren zullen dit reeds hebben opgemerkt. Voor de samenstelling van deze kaart beschikten wij over 8.348 records. Momenteel zijn er dat reeds meer dan 11.500 en er komen dagelijks nieuwe waarnemingen bij. Wij willen bij deze gelegenheid dan ook allen die een inspanning leveren om dit te realiseren, bedanken.
Opmerking : Elk cijfer op deze kaart geeft aan hoeveel verschillende soorten mieren binnen een UTM-hok van 5X5 km werden genoteerd. Voor een detail van Limburg kunt u inzoemen op deze provincie.
* * * * *
Mierenwerkgroep
'Polyergus' p.a. >>> François
Vankerkhoven
- Luc Crevecoeur
(Genk) * contactpersoon voor LIKONA en de Werkgroep Ongewervelden ( Luc Crevecoeur)
- Kevin Gielen * inventariseert * natuurfotografie (Kevin Gielen)
- Dr. Bruno Gobin * publikaties:
www.kuleuven.ac.be/bio/ento/Gobin/bgobinp.htm
- Gilbert
Loos (Ravels) * actief binnen Natuurpunt - inventariseert (Gilbert
Loos)
- Dr. Dirk Maes
* Instituut voor Natuurbehoud - geïnteresseerd in relatie tussen
mieren en vlinders (Dirk Maes)
-
Ghis
Palmans (Neerpelt) * vooral geïnteresseerd in de relatie tussen
mieren en vlinders - inventariseert (Ghis
Palmans)
-
Dr.Eric Schoeters
-
Nobby
Thys * educatief verantwoordelijke bij Natuurpunt - inventariseert
(Nobby Thys)
-
Jos
Vanbrabant (Boechout) * bestudeerde vele jaren het gedrag van de Amazonemier - overleden
-
François Vankerkhoven (Diest) * determineert en doet ecologisch onderzoek
(François Vankerkhoven)
- Reginald Verhofstede * brengt de bosmieren in kaart in de Antwerpse Kempen (Reginald Verhofstede)