De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.
	Inleiding Atlas Vlaanderen Blauwtjes Bosmieren Checklist Collectie Communicatie Curiosa Databank Determinatiesleutel Fiches Focus op ... Fossielen Gynandromorfen Koloniestichting Laatste update Lieveheersbeestjes Links Literatuur Mierenhandel Nieuwe soort Nieuwe publicaties Plantenluizen Projecten Symbiose Taxonomen Werkgroep	Formicidae : Dolichderinae
Dolichoderinae Forel Datum van de beschrijving: 1878 Beschreven door: Forel, pagina(s) 49 Referentie van de originele beschrijving: Forel, A., 1878. Der Giftapparat und die Analdrüsen der Ameisen. Zeitschrift für wissenschaftliche Zoologie, Bd. XXX Suppl. , 28-66. Synoniemen: Nederlandse naam: geurmieren *** * * * * typebeschrijving In 1874 (1) splitste Forel in zijn werk 'Les fourmis de la Suisse.' op pagina 22 en 23 de eerste 'subfamilie Formicidae' op in α en β waarbij hij in de sectie β de eerste typebeschrijving gaf van de subfamilie Dolichoderinae. β . L'abdomen, regardé d'en haut, ne laisse voir que ses 4 premiers segments; le 5 me segment est court, dirigé en bas, et entièrement caché sous le 4 me . Le pygidium est vertical, ou dirigé obliquement d'arrière en avant. L'anus est grand, infère, en fente transversale ; ses bords ne sont pas ciliés (Fig. 15). Vessie à venin à bourrelet, sans coussinet (Fig. 18). Nymphes toujours nues. Gésier court et épais, de forme variable. Le chaperon se prolonge tantôt plus, tantôt moins, en arrière, entre les arêtes frontales, au-delà de leur origine. Pas d'ocelles. Antennes de 12 articles. Eperons (de toutes les jambes) pectinés. Hierna geeft Forel een sleutel voor de genera van de Dolichoderinae. Het is pas in 1878** (2) dat hij α definieert als de subfamilie Camponotidae en β als de subfamilie Dolichoderidae. In een studie naar de gifklieren bij mieren verwijst hij naar de beschrijving van 1874 zonder de nieuwe naamgeving van een verdere definitie te voorzien. Wir wollen nun die übrigen von den anderen am schärfsten zu unterscheidende alte Subfamilie Formicidae als solche einfach fallen lassen, und statt ihr zwei neue ebenfalls scharf unterschiedene Subfamilien: Camponotidae (meine frühere Formicidae α) und Dolichoderidae (meine frühere Formicidae β) aufstellen. Es ist um so mehr angezeigt den Namen Formicidae fallen zu lassen, als derselbe für die ganze Familie schon (mit mehr oder weniger abweichenden Endigungen) angewendet wird. In een volgende publicatie in datzelfde jaar (3) bevestigt hij de eerdere naamgeving van de twee betreffende subfamilies en bespreekt daarbij enkele kenmerken in wat hij zelf een synoptisch overzicht noemt. Ce tableau a pour but de préciser les caractères des sousfamilles, et des genres tels qu'ils ont été modifiés par les recherches anatomiques de l'article précédent et par celles que j'ai publiées sur l'appareil vénéfique (loc. sit.). Dans ce dernier travail j'ai divisé l'ancienne sous-famille des Formicidae en deux sous-familles: Camponotidae et Dolichoderidae, correspondant à mes anciennes divisions α et β. 2me S. famille. DOLICHODERIDAE Forel (Z. f. wiss. Zool. XXX Suppl.) Le gésier a une calice à quatre sépales , réfléchi, entièrement situé dans la cavité du jabot, ou bien n'a pas de calice (Fig. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10). Un seul article au pédicule. Pas de rétrécissement après le 1er segment de l'abdomen proprement dit. Nymphes toujours nues. Moeurs sédentaires. Chez les , les et les : La glande à venin ne forme pas de coussinet. Elle invagine la cuticule de la vessie et entre ainsi dans la cavité de cette dernière où elle se termine par un renflement ou bouton. Tube de la glande étroit partout, et muni partout de tubules latéraux pour chaque cellule. Vessie à venin de forme variable, en général petite, parfois entièrement rudimentaire ainsi que la glande. Aiguillon très-petit, rudimentaire, mais non transformé: acus pointus; vagina acuum large à sa base, mais pointue à son extrémité et formant une gaîne qui renferme les acus. L'orifice du cloaque est grand, en fente transversale, non cilié, ordinairement infère. Pygidium ordinairement vertical ou dirigé obliquement d'arrière en avant, et caché sous le 4me segment. Antennes de 12 articles. Presque toujours des glandes anales. In 1893 (4) past hij de namen van zijn subfamilies aan volgens de momenteel geldende afspraak - Dolichoderidae wordt Dolichoderinae. Vme Sous-famille DOLICHODERINAE Sans changement ni tribus, à moins qu'on ne veuille séparer le genre Dolichoderus des autres. (1) Forel, A., 1874. Les fourmis de la Suisse. Systematique. Notices anatomiques et physiologiques. Architecture. Distribution geographique. Nouvelles experiences et observations de moeurs. Neue Denkschr. Allg. Schweiz. Ges. Gesamm. Naturwiss. 26 : 1-447. (2) Forel, A., 1878. Der Giftapparat und die Analdrüsen der Ameisen. Zeitschrift für wissenschaftliche Zoologie, Bd. XXX Suppl. , 28-66. (3) Forel, A., 1878. Etudes myrmécologiques en 1878 (première partie) avec l'anatomie du gésier des fourmis. Bulletin de la Société Vaudoise des Sciences Naturelles 15: 337-392. (4) Forel, A. 1893. Sur la classification de la famille des formicides, avec remarques synonymiques. Ann. Soc. Entomol. Belgique 37 : 161-167. *** * * * *** Van deze subfamilie komen er in ons land slechts drie genera voor die gemakkelijk te onderscheiden zijn. 1A. Dorsaal gezien is de schuin naar voren gerichte petiolus niet zichtbaar maar wordt overdekt door het eerste achterlijfsegment. ................................................................................................................................... Tapinoma 1B. De petiolus wordt niet of nauwelijks overdekt door het eerste gastersegment. .............................................................................................................................................. 2 2A. Bovenzijde van het gaster met vier duidelijke heldere vlekken. ........................................................................................................ Dolichoderus quadripunctatus 2B. Het gaster vertoont geen vier heldere vlekken. ....................................................................................................................... Linepithema humile © A. Wild De werksters hebben op de bovenzijde van de kop, het mesosoma, de petiolus, het eerste en het tweede gastersegment geen afstaande haren. Op de clypeus staan een paar naar voren gerichte afstaande haren evenals op het derde en vierde gastersegment. De mannetjes kenmerken zich vooral door een sterk verhoogd mesosoma. Voor verdere details van L. humile verwijzen we naar A. Wild.

De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

Formicidae : Dolichderinae

Dolichoderinae Forel

Datum van de beschrijving: 1878
Beschreven door: Forel, pagina(s) 49
Referentie van de originele beschrijving:

Forel, A., 1878. Der Giftapparat und die Analdrüsen der Ameisen. Zeitschrift für wissenschaftliche Zoologie, Bd. XXX Suppl. , 28-66.

Synoniemen:

Nederlandse naam: geurmieren

* * * * *

typebeschrijving

In 1874 (1) splitste Forel in zijn werk 'Les fourmis de la Suisse.' op pagina 22 en 23 de eerste 'subfamilie Formicidae' op in α en β waarbij hij in de sectie β de eerste typebeschrijving gaf van de subfamilie Dolichoderinae.

β . L'abdomen, regardé d'en haut, ne laisse voir que ses 4 premiers segments; le 5 me segment est court, dirigé en bas, et entièrement caché sous le 4 me . Le pygidium est vertical, ou dirigé obliquement d'arrière en avant. L'anus est grand, infère, en fente transversale ; ses bords ne sont pas ciliés (Fig. 15). Vessie à venin à bourrelet, sans coussinet (Fig. 18). Nymphes toujours nues. Gésier court et épais, de forme variable. Le chaperon se prolonge tantôt plus, tantôt moins, en arrière, entre les arêtes frontales, au-delà de leur origine. Pas d'ocelles. Antennes de 12 articles. Eperons (de toutes les jambes) pectinés.

Hierna geeft Forel een sleutel voor de genera van de Dolichoderinae. Het is pas in 1878 (2) dat hij α definieert als de subfamilie Camponotidae en β als de subfamilie Dolichoderidae. In een studie naar de gifklieren bij mieren verwijst hij naar de beschrijving van 1874 zonder de nieuwe naamgeving van een verdere definitie te voorzien.

Wir wollen nun die übrigen von den anderen am schärfsten zu unterscheidende alte Subfamilie Formicidae als solche einfach fallen lassen, und statt ihr zwei neue ebenfalls scharf unterschiedene Subfamilien:

Camponotidae (meine frühere Formicidae α) und

Dolichoderidae (meine frühere Formicidae β)

aufstellen. Es ist um so mehr angezeigt den Namen Formicidae fallen zu lassen, als derselbe für die ganze Familie schon (mit mehr oder weniger abweichenden Endigungen) angewendet wird.

In een volgende publicatie in datzelfde jaar (3) bevestigt hij de eerdere naamgeving van de twee betreffende subfamilies en bespreekt daarbij enkele kenmerken in wat hij zelf een synoptisch overzicht noemt.

Ce tableau a pour but de préciser les caractères des sousfamilles, et des genres tels qu'ils ont été modifiés par les recherches anatomiques de l'article précédent et par celles que j'ai publiées sur l'appareil vénéfique (loc. sit.). Dans ce dernier travail j'ai divisé l'ancienne sous-famille des Formicidae en deux sous-familles: Camponotidae et Dolichoderidae, correspondant à mes anciennes divisions α et β.

2me S. famille. DOLICHODERIDAE Forel (Z. f. wiss. Zool. XXX Suppl.) Le gésier a une calice à quatre sépales , réfléchi, entièrement situé dans la cavité du jabot, ou bien n'a pas de calice (Fig. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10). Un seul article au pédicule. Pas de rétrécissement après le 1er segment de l'abdomen proprement dit. Nymphes toujours nues. Moeurs sédentaires.

Chez les , les et les :

La glande à venin ne forme pas de coussinet. Elle invagine la cuticule de la vessie et entre ainsi dans la cavité de cette dernière où elle se termine par un renflement ou bouton. Tube de la glande étroit partout, et muni partout de tubules latéraux pour chaque cellule. Vessie à venin de forme variable, en général petite, parfois entièrement rudimentaire ainsi que la glande. Aiguillon très-petit, rudimentaire, mais non transformé: acus pointus; vagina acuum large à sa base, mais pointue à son extrémité et formant une gaîne qui renferme les acus. L'orifice du cloaque est grand, en fente transversale, non cilié, ordinairement infère. Pygidium ordinairement vertical ou dirigé obliquement d'arrière en avant, et caché sous le 4me segment. Antennes de 12 articles. Presque toujours des glandes anales.

In 1893 (4) past hij de namen van zijn subfamilies aan volgens de momenteel geldende afspraak - Dolichoderidae wordt Dolichoderinae.

Vme Sous-famille DOLICHODERINAE

Sans changement ni tribus, à moins qu'on ne veuille séparer le genre Dolichoderus des autres.

(1) Forel, A., 1874. Les fourmis de la Suisse. Systematique. Notices anatomiques et physiologiques. Architecture. Distribution geographique. Nouvelles experiences et observations de moeurs. Neue Denkschr. Allg. Schweiz. Ges. Gesamm. Naturwiss. 26 : 1-447.
(2) Forel, A., 1878. Der Giftapparat und die Analdrüsen der Ameisen. Zeitschrift für wissenschaftliche Zoologie, Bd. XXX Suppl. , 28-66.
(3) Forel, A., 1878. Etudes myrmécologiques en 1878 (première partie) avec l'anatomie du gésier des fourmis. Bulletin de la Société Vaudoise des Sciences Naturelles 15: 337-392.
(4) Forel, A. 1893. Sur la classification de la famille des formicides, avec remarques synonymiques. Ann. Soc. Entomol. Belgique 37 : 161-167.

* * * * *

Van deze subfamilie komen er in ons land slechts drie genera voor die gemakkelijk te onderscheiden zijn.

1A. Dorsaal gezien is de schuin naar voren gerichte petiolus niet zichtbaar maar wordt overdekt door het eerste achterlijfsegment.

................................................................................................................................... Tapinoma

1B. De petiolus wordt niet of nauwelijks overdekt door het eerste gastersegment.

.............................................................................................................................................. 2

2A. Bovenzijde van het gaster met vier duidelijke heldere vlekken.

........................................................................................................ Dolichoderus quadripunctatus

2B. Het gaster vertoont geen vier heldere vlekken.

....................................................................................................................... Linepithema humile

© A. Wild

De werksters hebben op de bovenzijde van de kop, het mesosoma, de petiolus, het eerste en het tweede gastersegment geen afstaande haren. Op de clypeus staan een paar naar voren gerichte afstaande haren evenals op het derde en vierde gastersegment. De mannetjes kenmerken zich vooral door een sterk verhoogd mesosoma. Voor verdere details van L. humile verwijzen we naar A. Wild.

De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

Inleiding

Formicidae : Dolichderinae