De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Formicinae : Formica : Serviformica

Serviformica Forel, 1913

Datum van de beschrijving: 1913
Beschreven door: Forel, pagina(s) 360-361.

Referentie van de originele beschrijving:

  • Forel, A., 1913. Notes sur quelques Formica. Ann. Soc. Entomol. Belgique 57 : 360-361.

Synoniemen:

Nederlandse naam: renmieren

* * * * *

typebeschrijving

En conséquence, je propose pour le groupe sanguinea le nom de Raptiformica n. subg., avec la F. sanguinea Ltr. comme type.

Pour la groupe fusca, je propose le nom de Serviformica n. subg., avec la F. fusca L. comme type.

* * * * *

* De soorten van het subgenus Serviformica die we in de provincie Limburg aantreffen zijn F. cunicularia, F. fusca, F. rufibarbis, F. lusatica en F. picea. De naam Serviformica hebben zij te danken aan het feit dat zij dikwijls in aanmerking komen als hulp bij de stichting van een nieuwe kolonie van soorten van het subgenus Formica s.str. en doordat zij dikwijls de geviseerde soorten zijn van rovers als Formica sanguinea en Polyergus rufescens.
Omdat het foerageergebied van bosmieren nogal uitgestrekt is, komt het algemeen voor dat hun pas bevruchte wijfjes na de bruidsvlucht door de eigen werksters weer worden opgepikt en naar het ouderlijke nest worden teruggebracht. Ofwel blijven deze nieuwe koninginnen in hetzelfde nest en krijgen we een polygyne situatie waarbij zij aan de eileg gaan bijdragen ofwel verzamelen zij een deel van de werksters rond zich en splitsen zich af van het oorspronkelijke nest (= budding) en zoeken in de buurt een nieuw onderkomen. Op deze manier gaan meerdere productieve nesten een polydome (meerdere koepels) kolonie ontwikkelen. Nu gebeurt het echter ook dat bevruchte wijfjes tijdens de bruidsvlucht verder afdwalen zodat zij buiten de actieradius van de kolonie op de grond terecht komen. In zulke situaties kunnen deze bosmierwijfjes door een list en/of geweld een nest van een Serviformica binnendringen, op een of andere wijze de aanwezige koningin elimineren en als een echte usurpator het onderworpen volk tot slavernij dwingen. De Serviformica's zullen in deze vorm van tijdelijk parasitisme haar kroost grootbrengen en uiteindelijk zelf uitsterven.
F. cunicularia, F. rufibarbis en F. lusatica onderscheiden zich in het veld niet zozeer in kleur en grootte van de bosmieren, waarvoor zij kunnen aanzien worden, maar wel door hun nestbouw. Meestal bewonen zij een zuiver aardnest dat wel enigszins kan opgehoogd zijn, maar zij kunnen evenzeer een onderkomen hebben onder een stuk hout of een steen. Indien er geen rooftocht aan de gang of op til is, kan men aan een nest van Serviformica's niet zo meteen zien of er al dan niet amazonemieren aanwezig zijn. Het zijn de Serviformica's die foerageren rondom het nest en amazonemieren komen enkel naar buiten als de weersomstandigheden voor een rooftocht optimaal zijn. Het enige dat hun aanwezigheid zou kunnen aantonen is een gemengde kolonie van twee of drie soorten Serviformica's of de grootte van buiten gedeponeerde lege poppencocons.
Alhoewel in de meeste literatuur wordt vermeld dat de soorten van het subgenus Serviformica algemeen in de heide voorkomen, heeft een recent onderzoek (Lambrechts, 2000), waarbij gedurende een jaar 27 heidepercelen (die op diverse wijzen werden beheerd) werden bemonsterd, aangetoond dat de populatiedichtheid van deze soorten aan die criteria zeker niet beantwoordt. Integendeel zelfs; de resultaten spreken een algemene verspreiding eerder tegen. Ook meerdere waarnemingen (Jos Van Brabant e.a.) van enkele rooftochten van de amazonemier die in de zomer van 2001 werden gedaan, lieten zien dat zelfs deze specialisten het moeilijk hadden om in hun actieradius van 100 m rondom hun nest een kolonie van de Serviformica's te vinden. Een oorzaak hiervoor kunnen we zo meteen niet aangeven maar aangezien andere soorten voor een groot deel of totaal afhankelijk zijn van de Serviformica's voor hun voortbestaan, is het voor de rijkdom van onze mierenfauna wel een verontrustende vaststelling.

* * * * *