Myrmica nitidula. lævis tota nitidissima nuda, rufa, abdomine fusco, oculis atris; antennæ 12-articulatæ; thorax supra convexiusculus longitudine abdominis (præter petiolum), metathorax a mesothorace impressione transversali discretus, metanoto in dentem validiusculum horizontalem utrinque exeunte; nodus petioli posterior antice infra spinulâ minutâ instructus. Corpus pilis nonnullis subtilissimis. Statura et magnitudo proxime Myrmicæ muscorum. Ab omnibus congeneribus supra allatis abunde discedit hæc species jam capite, thorace nodisque petioli politis, propriæque referenda est subdivisioni Operariam in acervo formicæ cujusdam rufæ prope Helsingfors invenit ad determinandumque mutuam dedit Stnd. F.W. Mæklin. Ex unico specimine notas ulteriores dare nequeo.
* * * * *
Deze mier bouwt een nest (in o.a. takjes) binnen de koepelnesten van de bosmieren maar ze werd in Polen ook aangetroffen bij Formica pressilabris . Dit laatste wordt door Mabelis bevestigd die ook F. exsecta vermeldt als gastheer. Per bosmierenkoepel kunnen meerdere nestjes van de glanzende gastmier voorkomen en voor zover we weten, kunnen ze niet overleven buiten de nesten van de bosmieren. Een nestje kan zo'n 100 individuen huisvesten. De glanzende gastmier kan zich blijkbaar ongestoord bewegen tussen de veel grotere werksters van de gastheer. Wanneer zij toch door een bosmier worden aangevallen, houden zij zich stil of trachten in het ergste geval de bosmier te steken. Wanneer de bosmieren verhuizen naar een andere locatie, trekt de glanzende gastmier mee. Van juli tot september kan men de vleugelloze mannetjes op de koepel zien rondlopen op zoek naar een wijfje.
© Bernhard Seifert