Synoniemen:
- Ponera
punctatissima Roger , 1859
- Ponera
androgyna Roger, 1859
- Ponera
tarda Charsley, 1877
- Ponera
punctatissima r. jugata Forel, 1892
- Ponera
punctatissima var. exacta Santschi, 1923
Nederlandse
naam: compostmier
* * * * *
typebeschrijving
24. Ponera punctatissima n. sp. Fusca, fusco-brunnea vel rubido-testacea, pube adpressa cinereo-micans, mandibulis, antennis, pedibus et apice abdominis pallide rufis, palpis maxillaribus uni-articulatis. - Long. 3 Mm . Vergl. Taf. VII. Fig. 7.
Fusca, pube adpressa cinereo-micans, ore, antennis, pedibus et apice abdominis pallide rufis, oculis margini anteriori capitis proximis. - Long. 3 - 3 ½ Mm.
Het mannetje werd door Roger beschreven als een abnormale werkster onder de naam Ponera androgyna:
Rubido-testacea, nitida, pube adpressa cinereo-micans, antennarum scapo brevi, thorace inter meso- et metanotum sulcato, abdominis segmentis longitudine aequalibus tribus, apice valvulis minutis tribus. Long. 3-3
½ Mm.
* * * * *
zie het commentaar
bij H. schauinslandi
ware grootte: 3.3 - 3.8 mm
voor een detail kan je inzoemen op de petiolus
* * * * *
Op te merken valt dat de Nederlandse naam werd gewijzigd van tropische staafmier in compostmier. Waarom deze aanpassing? Tot voor enkele jaren kenden wij in België (en ook in Nederland) slechts één soort van het genus Hypoponera namelijk de cosmopoliet H. punctatissima. Aangezien wij de mening waren toegedaan dat het hier om een exoot ging die zich in ons klimaat enkel kon handhaven in verwarmde gebouwen, gaven wij ze de Nederlandse naam 'tropische staafmier' (Boer, P., et al. 2003). Door een grondige studie van Seifert (Seifert, B., 2003) blijkt echter dat er niet één maar twee Hypoponera's bij ons voorkomen - H. punctatissima en H. schauinslandi. Behalve morfometrische verschillen (zie H. schauinslandi) vertonen deze twee zustersoorten toch ook wel een verschillende biotoopvoorkeur. H. schauinslandi geeft duidelijk de voorkeur aan de beschermende warmte van onze gebouwen terwijl H. punctatissima meer en meer wordt waargenomen in de vrije natuur, zij het dan met een voorkeur voor rottend (en dus warm) compostmateriaal (Boer, P. et al., 2006). Dergelijke waarnemingen die zowel in België als in Nederland werden gedaan, brengen ons ertoe H. punctatissima met de Nederlandse naam 'compostmier' te vereren terwijl 'tropische staafmier' meer toepasselijk wordt geacht voor H. schauinslandi. Nomen est omen.
* * * * *
Van de mieren wedijvert de compostmier met de faraomier om het grootste verspreidingsgebied. Ze is te vinden op alle continenten en op vele eilandengroepen. Wat haar thuishaven betreft, vermoedt men een Europese of Afrikaanse oorsprong. De typebeschrijving van Roger (1859) beschrijft een specimen dat afkomstig is uit een verwarmde kas in Duitsland. Archeologische gegevens blijken aan te tonen dat deze kosmopoliete zwerfmier in het kielzog van de Romeinse legioenen zich in een groot deel van Europa heeft verspreid. Timmins en Stradling (1993) hebben zich op paardenmest geconcentreerd en stelden vast dat H. punctatissima een 'warme' voorkeur heeft voor de mesthopen in de buurt van paardenstallen. Hieraan knopen zij de hypothese vast dat paard en mier dikwijls dezelfde kant opgingen en aangezien de domesticatie van het paard in Centraal-Europa wordt gesitueerd, durft men van de veronderstelling uitgaan dat H. punctatissima hier haar oorsprong heeft. Rekening houdend met de band mens - paard zouden we de compostmier een cultuurvolger durven noemen.
* * * * *