Lasius
alienus (Förster)
Datum van de beschrijving: 1850
Beschreven door: Förster, pagina(s) 36.
Referentie van de originele beschrijving:
- Förster,
A., 1850. Hymenopterologische Studien. 1. Formicariae. ,Aachen. 74 pp.
Synoniemen:
- Lasius
niger var. americanus Emery
- Lasius
alienus var. pannonica Roeszler
Nederlandse
naam: mergelmier
* * * * *
In
zijn herziening van het subgenus Lasius s.s. vermeldt B. Seifert
(1992) dat het type waarop Förster
zijn beschrijving in 1850 baseerde, niet meer aanwezig is in de collectie
van het museum in Berlijn. Neotypen van Formica aliena Förster
1850 NEOTYPES, des. B. Seifert 1992 worden nu bewaard in de musea van
Görlitz en Londen.
* * * * *
Op
basis van morfologische kenmerken en biotoopvoorkeur heeft Seifert deze
soort opgesplitst in drie soorten, namelijk L. alienus, L.
paralienus en L. psammophilus. Van deze drie soorten vertoont L. psammophilus een sterke voorkeur (> 90%) voor zandgronden
terwijl L. alienus voornamelijk (>70%) is te vinden in de
regio's waar de bodem vooral bestaat uit leem en kalk. L. paralienus vertoont de grootste breedte in haar verspreidingspatroon met een voorkeur
voor leem en kalk. Deze laatste soort werd in België nog niet waargenomen
en lijkt geconcentreerd te zijn rond de Balkan met een voorkeur voor regio's
met een continentaal klimaat.
© Alex Wild 2004