De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Myrmicinae : Leptothorax : Leptothorax muscorum

Leptothorax muscorum (Nylander)

Datum van de beschrijving: 1846
Beschreven door: Nylander, pagina(s) 1054.
Referentie van de originele beschrijving:

  • Nylander, W., 1846. Additamentum adnotationum in monographiam formicarum borealium Europae. Acta Soc. Sci. Fenn. 2: 1041-1062.

Synoniemen:

  • Leptothorax canadensis Provancher
  • Leptothorax yankee var. kincaidi Pergande
  • Leptothorax (Mychothorax) muscorum var. septentrionalis Wheeler
  • Leptothorax canadensis var. yankee Emery
  • Leptothorax canadensis subsp. obscurus Viereck
  • Leptothorax muscorum var. sordidus Wheeler

Nederlandse naam: mosslankmier

* * * * *

typebeschrijving

Myrmica muscorum.

Operaria : rubido-rufa, sparse setulosa, capite abdomineque supra obscure fuscescentibus, articulis quoque tribus ultimis flagellorum fuscescentibus; antennis 11-articulatis; capite longitudinaliter scabriusculo thorace nodisque petioli subtiliter rugoso-scabriusculis; pedibus nudis, spinis metathoracis mediocribus acutiusculis.

Femina : sordide rubido-rufa, sparse setulosa, capitis, thoracis abdominisque partibus superioribus obscure fuscescentibus articulis quoque tribus ultimis flagellorum parum fuscescentibus; antennis 11-articulatis; capite mesonotoque subtiliter longitudinaliter scabriusculis; alis hyalinis, nervis dilutissime brunnescentibus, stigmate distincto, fusco-brunnescente, pedibus nudis; spinis metathoracis mediocribus; nodis petioli sublaevibus.

Mas : niger, capite opaco-scabro, piloso, pedibus pallescentibus, articulationibus tarsisque dilutioribus, antennis 12-articulatis, scapo-crassiusculo longitudine articuli tertii ; metathorace apice nitido, tuberculis utrinque obsoletis; alis hyalinis nervis cinerascentibus stigmate dilute brunnescente, nodis petioli nitidis.

* * * * *

De mosslankmier werd maar op een beperkt aantal plaatsen in Vlaanderen waargenomen : Brecht, Koersel, Munsterbilzen, Neerpelt, Rekem, Turnhout en Zutendaal. Dit is een indicatie voor een zekere zeldzaamheid maar we willen hier wel de bedenking bij plaatsen dat deze kleine mieren een verborgen bestaan leiden en gericht dienen gezocht te worden. Waar we hier de aandacht op willen vestigen, is de soort L. gredleri die recent in België werd waargenomen maar die zo sterk lijkt op L. muscorum dat ze wel over het hoofd kan worden gezien.

Met de beschrijving in 1855 van L. gredleri als nieuwe soort maakt Mayr een onderscheid met L. muscorum .

Mayr, 1861. Die Europäischen Formiciden, p. 58

sleutel Leptothorax

 

metrische vergelijking Leptothorax

 

Andere auteurs hebben L. gredleri nadien als een variant van L. muscorum beschouwd. Meer dan honderd jaar later heeft Buschinger (1966) de observatie van Mayr bevestigd door aan te tonen dat L. gredleri en L. muscorum twee afzonderlijke soorten zijn. Buschinger baseert zich voornamelijk op het verschil in grootte van de thorax en de lengte van de epinotale doorns. We merken hier op dat in de vergelijking van Buschinger geen overlapping van waarden voorkomen. De waarden van L. acervorum werden ter vergelijking opgenomen.

 

morfometrie van de thorax

De thorax werd gemeten op de grootste afstand tussen de neerwaartse buiging van het pronotum en de epinotale lob (afstand a). De lengte van de epinotale doorns wordt weergegeven in een index. Deze index wordt bepaald door de afstand tussen de doornspits tot het midden van het stigma (afstand b) en de kortste afstand tussen het midden van dit stigma tot de concave buiging van het epinotum of propodeum (afstand c).

genitaliën van de mannetjes

 

 

Bij de mannetjes wordt het onderscheid gemaakt aan de hand van de genitaliën. Op de afbeelding van Buschinger zien we van boven naar onder: de subgenitaalplaat, de sagitta en de volsella met lasinia.

1, 2 en 3 = L. muscorum

4, 5 en 6 = L. gredleri

 

 

Wat de clypeus betreft, spoort Buschinger aan tot een zekere voorzichtigheid. Ook Seifert geeft de raad meerdere exemplaren uit een nest te vergelijken om tot een juiste uitspraak te komen. Bij L. gredleri is de clypeus in het midden glad en glanzend zonder lengterimpels; in navolging van Mayr wijst Buschinger op een concave indruk. Bij L. muscorum ontbreekt de concave indruk in het midden van de clypeus en is de clypeus hoofdzakelijk glad maar vertoont toch enkele kleine lengterimpels.

* * * * *