De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Myrmicinae : Manica : Manica rubida

Manica rubida (Latreille, 1802)

Datum van de beschrijving: 1802
Beschreven door: Latreille, pagina(s) 267.
Referentie van de originele beschrijving:

  • Latreille, P.A. 1802. Histoire naturelle des fourmis, et recueil de memoires et d'observations sur les abeilles, les araignees, les faucheurs, et autres insectes. , Paris. 445 pp.

Synoniemen:

  • Myrmica leonina Losana
  • Myrmica montana Labram & Imhoff
  • Myrmica rhynchophora Förster

Nederlandse naam: bergsteekmier

* * * * *

typebeschrijving

La FOURMI ROUGEATRE. Formica rubida.

Femelle, pl. X, fig. 65.

D'un bai clair ; antennes et pattes rouges ; corcelet mutique ; abdomen noir, excepté aux deux extrémités.

Dilute badia ; antennis pedibusque rubris ; thorace mutico ; abdomine nigro, apicibus exceptis.

m.

Long. 0,011. - 5 lig.

* * * * *

 

Manica rubida

© Bernhard Seifert

Zoals de Nederlandse naam aangeeft, is Manica rubida een typische bergmier die voornamelijk wordt aangetroffen op een hoogte tussen 500 en 2000 meter. Volgens Seifert werd ze echter in het oosten van Duitsland (deelstaten Saksen en Brandenburg) waargenomen in laag gelegen gebieden op een zand-kiezel bodem. Deze mier houdt van open zonnige terreinen. Manica rubidaZe werd (in 1918) slechts éénmaal in België waargenomen te Luik (Bondroit - Neomyrma rubida) hetgeen wordt bevestigd door de aanwezigheid in de collectie van Bondroit (KBIN). In 'Les fourmis de France et de Belgique' van 1918 zegt Bondroit dat het waarschijnlijk om een geïmporteerde soort gaat en het is zeer onwaarschijnlijk dat ze in ons land inheems is. Het is eerder een Oost- en Midden-Europese soort. Het verspreidingsgebied strekt zich uit tot Siberië en Klein-Azië. In Frankrijk werd ze waargenomen in de oostelijke bergstreken maar niet in de Pyrenneeën. Zij ontbreekt op het Iberisch schiereiland en in Engeland.

De bergsteekmier lijkt sterk op een grotere Myrmica. Onder de steekmieren kenmerkt ze zich door een propodeum zonder doorns maar wel voorzien van twee kleine knobbels. Bovendien zijn de kaken bezet met 12 tot 14 tandjes. Alhoewel deze mier lange tijd onder het genus Myrmica werd gerangschikt, is verwarring met één van deze soorten uitgesloten. Bovendien kent de bergsteekmier een stabiele morfologie en zijn er geen variaties gekend. Van Manica rubida is geweten dat de bevruchte gyne die een nieuwe kolonie gaat stichten tijdens haar stichtingsfaze zelf op zoek gaat naar voedsel. Zij is dus niet aangewezen op het ontluiken van de eerste werksters. Deze mier is een sterke territoriumverdediger die erin slaagt om zelfs de bosmieren op een afstand te houden.

* * * * *

Op onderstaande foto zien we werksters van een gemengde kolonie van Manica rubida met Formica (Serviformica) selysi. Het is een beeld uit een experiment waarbij deze gemengde kolonie werd gevormd om na te gaan welke invloed deze gedwongen samenleving heeft op het cuticulair koolwaterstofpatroon.

Voor dit onderzoek werden 2 soorten uit fylogenetisch sterk gescheiden groepen (M. rubida = subf. Myrmicinae en F. selysi = subf. Formicinae) samengebracht die in de natuur in hetzelfde biotoop voorkomen (Franse Alpen).

De jonge werksters werden meteen na het uitsluipen uit hun moederkolonie gehaald en in een afzonderlijk kunstnest geplaatst. Op deze manier werden 3 nesten gevormd, 2 homospecifieke groepen (controlegroepen) van elk 20 individuen en een heterospecifieke groep (gemengd) van 15 werksters van elke soort. Gedurende de eerste 3 maanden werd op verschillende tijdstippen een gaschromatografische analyse van de koolwaterstofpatronen uitgevoerd. Na deze 3 maanden werd de gemengde groep gescheiden volgens soort en werden de 2 soorten weer aan een chemische analyse onderworpen na een isolatie van 8 dagen, 15 dagen, 1 maand, 2 maanden, 6 maanden en 1 jaar.

Resultaten:

  • Alle individuen van de gescheiden controlegroepen ontwikkelden een koolwaterstofpatroon dat typisch is voor de soort, hetgeen wijst op een genetische basis en een onafhankelijkheid t.o.v. oudere soortgenoten. Manica rubida individuen bereiken hun typisch patroon na 24 h. en Formica selysi na 3 dagen.

Manica rubida

© LEEC - Université Paris XIII

* Fresneau, D. & Errard, C., 1994, L'identité coloniale et sa "représentation" chez les fourmis. - Intellectica, 2/19, 91-115.

* * * * *