De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Myrmicinae : Myrmica : Myrmica gallienii

Myrmica gallienii Bondroit

Datum van de beschrijving: 1920
Beschreven door: Bondroit, pagina(s) 150.
Referentie van de originele beschrijving:

  • Bondroit, J., 1920. Notes diverses sur des fourmis d'Europe. Bulletin de la Société royale belge d'Entomologie , 59: 143-158.

Synoniemen:

  • Myrmica jacobsoni Kutter
  • Myrmica (Myrmica) rugulosa subsp. limanica Karavaiev

Nederlandse naam: zeggensteekmier

* * * * *

typebeschrijving

 

M. gallienii n. sp. - Ouvrière. Scape rappelant celui de ruginodis mais un peu plus arqué à la base et plus robuste, massue moins allongée que chez ce dernier; sculpture céphalique plus forte et plus dense; aire frontale luisante, assez mal délimitée en arrière; stries du clypéus assez fortes. Thorax couvert de stries longitudinales fortes et grossières, on en compte dix ou onze sur le pronotum. Epines droites, modérément longues, leur intervalle finement ridé. Petiole court, assez épais; profil du nœud peu saillant, surface irrégulièrement rugueuse; postpétiole transverse, à sculpture longitudinale assez dense. Base du gastre sans stries. Corps d'un brun moyen, tête à peine plus foncée, gastre assez foncé. Long. : 4,7 - 4,8 mill.

Haute-Marne : Latrecy (Le François).

Malgré la forme du scape, je crois que ce Myrmica appartient au groupe scabrinodis.

* * * * *

Toen in 1999 en 2000 de zeggensteekmier in Nederland werd waargenomen (Boer, 2001), waren wij ervan overtuigd dat deze Myrmica-soort ook in België inheems moest zijn (Dekoninck et al., 2006). Dit vermoeden werd bevestigd toen in april 2007 door Jaak Evens een inventaris werd uitgevoerd in de Maastrichterheide in Peer (Vankerkhoven et al., 2008).

Myrmica gallienii werkster

© Bernhard Seifert

Myrmica gallienii zal ongetwijfeld nog op andere plaatsen in België worden gevonden. Aangezien deze soort op het eerste zicht kan worden beschouwd als een andere sterk gelijkende knoopmier, nemen we in de publicatie een determinatiesleutel op. Indien bij de determinatie rekening wordt gehouden met een combinatie van morfologische eigenschappen, zoals de vorm van de scapus, de petiolus en de frontaalindex dan zal het niet moeilijk zijn om tot een juiste uitspraak te komen.

De onderstaande grafiek werd in het artikel opgenomen om het belang van de frontaalindex bij de determinatie aan te tonen.

 

vergelijking frontaalindex

Grafiek frontaalindex

De frontaalindex (FI) is een veelgebruikte discriminant bij het op naam brengen van Myrmica-soorten. De FI is de verhouding tussen de maximaal meetbare kopbreedte (ogen inbegrepen) en de kleinste afstand tussen de voorhoofdskammen. Op deze grafiek toont het licht gekleurde deel het bereik tussen de kleinste en de grootste gemeten waarden. Het donker gekleurde deel geeft de gemiddelden weer met een minimum- en een maximumwaarde. Voor de vergeleken soorten zoemen we in op M. rugulosa en M. gallienii waarbij we hier zien dat er slechts een kleine overlapping van gemeten waarden is. De gemiddelde waarden bij deze twee soorten tonen een duidelijke afscheiding. Als we bovendien opmerken dat de scapusbuiging van M. rubra/M. ruginodis en M. sulcinodis een duidelijk ander beeld geven dan die van M. rugulosa en M. gallienii zal een determinatie waarbij ook de vorm en de structuur van de knopen nauwkeurig bekeken wordt geen onoverkomelijke moeilijkheden geven.

* * * * *