De mieren (Formicidae) van Vlaanderen.

 

Inleiding


Atlas Vlaanderen

Blauwtjes

Bosmieren

Checklist

Collectie

Communicatie

Curiosa

Databank

Determinatiesleutel

Fiches

Focus op ...

Fossielen

Gynandromorfen

Koloniestichting

Laatste update

Lieveheersbeestjes

Links

Literatuur

Mierenhandel

Nieuwe soort

Nieuwe publicaties

Wenst u op de hoogte gesteld te worden van de laatste wijzigingen? Stuur ons een mailtje met uw verzoek.

Plantenluizen

Projecten

Symbiose

Taxonomen

Werkgroep

home

Formicidae : Formicinae : Formica : Coptoformica : Formica foreli

Formica foreli Bondroit

Datum van de beschrijving: 1918
Beschreven door: Bondroit, pagina(s) 65.
Referentie van de originele beschrijving:

  • Bondroit, J., 1918. Les fourmis de France et de Belgique. Ann. Soc. Entomol. France 87 : 1-174.

Synoniemen:

  • Formica (Coptoformica) goesswaldi Kutter
  • Formica (Coptoformica) naefi Kutter
  • Formica (Coptoformica) tamarae Dlussky
  • Formica exsecta st. pressilabris Nylander
  • Formica goesswaldi Kutter
  • Formica naefi Kutter
  • Formica pressilabris Nylander

Nederlandse naam: zuidelijke baardmier

* * * * *

typebeschrijving

Niet alleen bij Myrmica schencki moet Emery zijn peterschap van de typebeschrijving afstaan, maar ook bij de zuidelijke baardmier ontneemt § 45.5 van de code van de ICZN (vierde uitgave) hem deze 'eer' ten voordele van Bondroit.

25. F. foreli Em., Deutsche Ent. Zeitschr. [1919], p. 192.

Diffère de pressilabris par l'écaille largement et peu profondément échancrée, le gastre mat, à pubescence beaucoup plus fine, la coloration un peu plus sombre.

Tête presque mate, à cotés légèrement arqués, angles postérieures situés au niveau du bord interne des yeux, sillon frontal presque nul, aire frontale è peine luisante, clypéus rebordé en avant, à carène effacée, extrémité des palpes maxillaires n'atteignant pas tout à fait le niveau du bord antérieur de l'oeil. Thorax plus étroit que la tête, presque mat, faiblement satiné par places. Ecaille nettement échancrée. Gastre légèrement satiné, à pubescence grise, fin et assez dense. Thorax en partie et bord antérieur de la tête d'un brun roux, front et base de la tête três obscurs; bord postérieur du pronotum et dessus du mésonotum rembrunis, gastre obscur sauf la base qui est d'un brun roux, antennes d'un gris brun obscur, pattes un peu plus foncées que les flancs du thorax. Long. 6,8 mm. - (Description faite d'après un seul individu.)

Comme exsecto-pressilabris, mais plus mat, extrémité des palpes atteignant seulement le niveau du bord antérieur de l'oeil, carène frontale beaucoup plus fine, clypéus un peu rebordé en avant. Ecaille moins échancrée. Pattes gris brun, ailes teintées de gris sale, nervures gris brun; yeux paraissant généralement glabres au grossissement 20. - Long. 5,1-6,8 mm.

Het holotype van deze soort bevindt zich in het Museo Civico di Storia Naturale te Genova (Italië) in en werd door Forel te Vaux nabij Morges (Zwitserland) gevonden

* * * * *

Formica foreli

 

Zoals onze Nederlandse naam aangeeft ligt het voornaamste verspreidingsgebied van deze soort in de submediterrane regio. Tijdens langdurige warme perioden kan deze soort haar grenzen naar het noorden verleggen waardoor er ook meldingen zijn uit Denemarken en Zweden. In 'Les fourmis de France et de Belgique' van 1918 neemt J. Bondroit de soort op in zijn sleutel en beweert ze te hebben gevonden in de Hoge Venen. Wij konden in zijn collectie echter geen enkel exemplaar van F. foreli vinden en hebben ze daarom niet opgenomen in de Belgische atlas (2011).

 

 

* * * * *