Synoniemen:
- Myrmica schencki var. kutteri Finzi
- Myrmica schencki nat. subopaca Arnol'di
Nederlandse
naam: kokersteekmier
* * * * *
typebeschrijving
Is het nu Myrmica schencki Emery, 1895 of Myrmica schencki Viereck, 1903? M. schencki Emery, 1895 staat als geldige soort niet in de catalogus van Bolton (1995). De reden hiervoor is de toepassing van § 45.5 van de code van de ICZN (vierde uitgave) met terugwerkende kracht. In zijn tweede 'Beiträge zur Kenntniss der nordamerikanischen Ameisenfauna. (Schluss.) van 1895 beschrijft Emery de nieuwe soort Myrmica rubra scabrinodis var. schencki. Artikel 45 van de code zegt in verband hiermee:
Interpretation of the therms "variety" and "form".
(i) Before 1961, the use of either of the therms "variety" or "form" is not to be interpreted as an express statement of either subspecific or infrasubspecific rank.
(ii) After 1960, a new name published as that of a "variety" or "form" is to be regarded as of infrasubspecific rank.
Op basis van deze stelling wordt de naam Myrmica schencki Emery, 1895 verworpen ten voordele van de naam Myrmica schencki Viereck, 1903. In een studie van 2003 wijst Bernhard Seifert erop dat de logica hier ver zoek is en bepleit de zaak ten voordele van Myrmica schencki Emery, 1895. Zo bestaat er geen typemateriaal voor de waargenomen exemplaren van Viereck uit New Mexico. Viereck noteert:
Myrmica rubra var schencki Em.
One , two , two . The males and females are almost entirely black, in the workers the head and abdomen are darkest.
Seifert zei in 2003 dat er geen rechtsgeldige reden is om een auteur te negeren voor een taxonomische beschrijving in 1895 die pas in 1961 onderuit wordt gehaald. Bovendien vindt hij het onbegrijpelijk dat iemand als auteur van een taxonomische soort kan worden aangewezen louter omdat die als eerste een tri- of binomen gebruikt, terwijl de beschrijving en de types van de terzijde geschoven auteur de enige geldige referenties blijven voor de betrokken soort. In een dergelijke procedure zou om het even wie die vóór 1903 schreef dat hij 'zeer vele mieren van de soort Myrmica rubra var schencki Emery, 1895 in de maag van een pad heeft aangetroffen' ongevraagd de auteur van een nieuw beschreven soort kunnen worden. In zijn nieuwste publicatie van 2007 keert Seifert op zijn stappen terug en erkent de autoriteit van de ICZN ten voordele van Viereck. Panta rhei.
Na overweging van deze argumenten noteren we voortaan Myrmica schencki Viereck, 1903 maar geven hier toch de enige typebeschrijving van Emery.
var. schencki n. var.
Diese Form wurde bis jetzt mit M. lobicornis Nyl. verwechselt
und vermengt. - Der ist von derselben durch längere Dornen des
Metanotums verschieden. Der 1. Knoten des Stielchens ist auch oben
meist weniger winklig, oder sogar etwas depress und abgerundet. Die
Farbe der amerikanischen Exemplare ist meistens ziemlich dunkel,
schmutzig braun-roth, Kopf und Hinterleib schwärzlich. - Was aber
diese Form von lobicornis besonders unterscheiden lässt, sind die
Fühler des . Der Schaft ist dick und kurz, kürzer als bei sabubeti und selten länger als ¼ der Geissel, bei den meisten europäischen
Exemplaren etwas kürzer, nahe der Basis stumpf geknickt.
* * * * *
Het typemateriaal - twee werksters aan dezelfde speld (Museo Civico di Storia Naturale - Genova / Italië) met als label Myrmica scabrinodis var. schencki Emery is volgens Seifert meer dan waarschijnlijk uit Europa en niet van Noord-Amerika afkomstig. Zowel de morfologische als morfometrische gegevens van deze twee type specimens komen overeen met de eigenschappen van exemplaren van deze soort uit de West-Palaearctische regio die de laatste 50 jaar werden verzameld.
CS 1233.0, 1266.5; CL/CW 1.003, 1.012; SL/CS 0.761, 0.778; FL/CS 0.354, 0.350; FR/CS 0.217, 0.219; FL/FR 1.631, 1.597; PEW/CS 0.243, 0.262; PPW/CS 0.398, 0.410; SP/CS 0.348, 0.343; PPHL/CS 0.194, 0.191. (Seifert, 2003)
* * * * *