Arbeider: Rødguul; Bagkroppens Overside mørkere. Antennernes Skaft bøiet i en naesten ret Vinkel, Roden med en Tand og paa Oversiden med en høi, skarp Laengdekjøl. Pandefligene store, øreformige. Pandeegnen heelt eller tildeels rynket. Hovedets Sider med unregelmaessig Sculptur, Midten, Thorax og Stilkens Knuder, de sidste staerkt, laengderynkede. L. 2¼ "'.
Han: Sort; Antennerne for størte Delen, Bagkroppens Spidse, Benenes Leddemode og Fødderne gule. Antennernes Skaft en tredie Deel af Svøbens Laengde, det sidste Led laengere end de to foregaaende tilsammen, ofte bøiet eller deelt i Midten. Antennerne naesten nøgne; Benene med lange skraat stillede, tildeels naesten lodrette Børster. Stilkens første Knude staerkt laengderynket. Vingerne graabrune til over Midten. L. 2½ - 2¾ " .
vertaling:
Werkster: Roodgeel; gaster bovenaan donkerder. Buiging van de scapus in een bijna rechte hoek, getand aan de basis en bovenaan met een hoge scherpe longitudinale rand. Frontale deel breed, oorvormig. Frontale deel gans of gedeeltelijk gerimpeld. Zijden van de kop onregelmatig, de thorax en de knopen duidelijk longitudinaal gerimpeld. Lengte 2¼".
Mannetje: Zwart. De antennen voor het grootste deel, apex van het gaster, gewrichten van de poten en de tarsen geel. Scapus zo lang als een derde van de sprietzweep, het laatste lid langer dan de twee voorgaande samen, dikwijls gebogen of gedeeld in het midden. Antennen meestal kaal; poten met lange, schuin half-opstaande haren. Petiolus longitudinaal gestreept. Vleugels tot over het midden grijsbruin. Lengte 2½ - 2¾ ".
* * * * *