Synoniemen:
- Formica familiaris Smith
- Tapinoma (Micromyrma) melanocephalum var. australe Santschi
- Tapinoma (Micromyrma) melanocephalum var. australis Santschi
- Myrmica pellucida Smith
- Formica nana Jerdon
- Formica Nana Jerdon
- Myrmica (Monomorium) pellucida Smith
Nederlandse naam: spookdraaigatje
* * * * *
typebeschrijving
13. F. (melanocephala) pallida capite thoracisque dorso nigris.
Tacocra Cajennensium.
Habitat Cajennae Mus. Dom. Bosc. Destruit omnia calamitas Cajennensium summa, sub terra degens.
Minuta. Caput nigrum ore antennisque pallidis. Thorax fuscus, subtus pallidus. Abdomen pallidum ano nigricante. Pedes pallidi.
* * * * *
© Landcare Research New Zealand Limited
Het spookdraaigatje dat wereldwijd 'gost ant' wordt genoemd, ontleent haar naam aan het bleke, bijna doorschijnende abdomen en dito poten dat sterk contrasteert met de zwarte kop en thorax. Het is een monomorfe zeer kleine mier waarvan de werksters niet groter zijn dan 1,3 tot 1,9 mm.
Het is een kosmopolitische mier die buiten de subtropische en tropische klimaatzones te vinden is in serres en verwarmde gebouwen waar zij onder andere haar nesten bouwt in holle muren en plantenpotten. Aangezien zij geen hoge eisen stelt aan een nestplaats, worden nesten soms na enkele dagen verlaten om elders een onderkomen te vinden. Aan voedsel stellen zij ook geen hoge eisen, alhoewel zij de voorkeur geven aan zoetigheid; in verwarmde kassen zullen zij de voorkeur geven aan de zoete uitscheidingen van sapzuigende insecten. De kolonies van deze polygyne mier kunnen wel 100.000 werksters bevatten met nestjes van 100 tot 1000 werksters. Door haar grote opportuniteit, zowel wat nestplaatsen als voeding betreft, kan deze mier een ware plaag worden.
In België werd deze soort in 2006 waargenomen in Luik (Dekoninck,W. et al._2006)
* * * * *
Mieren zoals dit spookdraaigatje zijn meestal de vreemde eend in de bijt. Al die exotische mieren kunnen ingedeeld worden als 'zwerfmieren', 'invasiemieren' en 'verplaatste mieren'. Om dit onderscheid te maken, worden verschillende criteria gehanteerd. Zwerfmieren zoals Tapinoma melanocephalum en Monomorium pharaonis zoeken een onderkomen in onze gebouwen en zullen raar of zelden de inheemse soorten uit hun natuurlijk biotoop verdringen. Aan de ene kant stellen zij geen hoge eisen wat voeding betreft maar anderzijds geven zij de voorkeur aan een subtropisch of tropisch verblijf dat in koudere regio's een substituut vindt in verwarmde gebouwen. Zwerfmieren vormen door deze voorkeur (of is het eerder beperking) geen bedreiging voor de plaatselijke mierenfauna.
Migratie van mieren is natuurlijk geen eenrichtingsverkeer. Dromen wij wel eens van de paradijselijke stranden van Hawai? Voor meerdere van onze inheemse (Europese) mierensoorten is die droom werkelijkheid geworden: Lasius alienus, L. flavus, L. fuliginosus, L. niger, Tetramorium caespitum en 'Ponera coarctata'(?). Onze zo vertrouwde Myrmica rubra heeft haar toevlucht gezocht in Noord-Amerika, Japan en China.
* * * * *